Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- “met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam” (feit 1);
- “met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam” (feit 2);
- “met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd” (feit 3), en
- “een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd” (feit 4),
een geschrift, te weten een akte van geboorte, opgemaakt te Veldhoven op [geboortedatum] door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Veldhoven, los opgenomen in het procesdossier, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
“een proces-verbaal beschrijving onderzoek kinderpornografische abeeldingen, opgemaakt d.d. 18 juli 2019, dossierpagina’s 605-613, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] ”, opgenomen op pagina 7 van het vonnis, in de vierde alinea het woord “licht” in “ligt”.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
dezelfdeschade rust. In dat geval zijn zij hoofdelijk verbonden.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden;
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
€ 23.654,60 (drieëntwintig-duizend zeshonderdvierenvijftig euro en zestig cent)bestaande uit
€ 16.154,60 (zestienduizend honderdvierenvijftig euro en zestig cent)als vergoeding van materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 23.654,60 (drieëntwintigduizend zeshonderdvierenvijftig euro en zestig cent)bestaande
uit € 16.154,60 (zestienduizend honderdvierenvijftig euro en zestig cent)aan materiële schadevergoeding en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 153 (honderddrieënvijftig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
€ 13.184,64 (dertienduizend honderdvierentachtig euro en vierenzestig cent)bestaande uit
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 13.184,64 (dertienduizend honderdvieren-tachtig euro en vierenzestig cent)bestaande uit
€ 5.684,64 (vijfduizend zeshonderdvierentachtig euro en vierenzestig cent)aan materiële schadevergoeding en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 100 (honderd) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;