ECLI:NL:HR:2024:1761

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
23/01888
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een franchiseovereenkomst en de gevolgen voor de onderhuurovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Bentja B.V. en Leen Bakker Nederland B.V. over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een franchiseovereenkomst. De franchiseovereenkomst, die sinds 1996 bestond, werd door Leen Bakker opgezegd per 31 augustus 2021, wat leidde tot een geschil over de rechtsgevolgen van deze opzegging. Bentja vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de opzegging zonder rechtsgevolg was en dat de overeenkomst voortduurde. Leen Bakker voerde aan dat de overeenkomst rechtsgeldig was beëindigd en vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van Bentja afgewezen en Leen Bakker in het gelijk gesteld. Het hof vernietigde dit vonnis in conventie en verklaarde dat Leen Bakker gehouden was tot betaling van schadevergoeding aan Bentja, maar bevestigde de rechtsgeldigheid van de opzegging. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld over de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en compenseerde deze kosten. Tevens stelde de Hoge Raad de beëindigingsdatum van de onderhuurovereenkomst vast op 31 december 2024 en veroordeelde Leen Bakker tot terugbetaling van proceskosten aan Bentja.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01888
Datum29 november 2024
ARREST
In de zaak van
BENTJA B.V.,
gevestigd te Drachten,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Bentja,
advocaat: A.C. van Schaick,
tegen
LEEN BAKKER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Raamsdonkveer, gemeente Geertruidenberg,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Leen Bakker,
advocaten: S.M. Kingma en M.E.A. Möhring.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 9139312 \ CV EXPL 21-1360 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 april 2021 en 29 december 2021;
b. de arresten in de zaak 200.306.283/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 april 2022 en 28 februari 2023.
Bentja heeft tegen het arrest van het hof van 28 februari 2023 beroep in cassatie ingesteld.
Leen Bakker heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot afdoening als in de conclusie onder 5.37 aangegeven.
De advocaat van Bentja heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bentja en Leen Bakker hebben een franchiseovereenkomst (hierna: de franchiseovereenkomst) gesloten. Op grond van de franchiseovereenkomst exploiteert Bentja vanaf 1996 een detailhandelszaak in (onder meer) woninginrichting volgens de franchiseformule van Leen Bakker. De franchiseovereenkomst is vanaf 31 augustus 2006 telkens voor de duur van vijf jaar verlengd.
(ii) De franchiseovereenkomst bepaalt over de mogelijkheid tot opzegging het volgende:
“10.2 Opzegging van de overeenkomst dient te geschieden per aangetekend schrijven of bij deurwaardersexploot met inachtneming van een termijn van zes maanden.
10.3
De franchisegever is slechts gerechtigd de overeenkomst op te zeggen, indien van hem in redelijkheid niet kan worden gevergd de onderhavige overeenkomst te laten voortduren. De opzegging dient op straffe van nietigheid schriftelijk met redenen te zijn omkleed.
10.4
De opzegtermijn wordt verlengd tot 13 maanden indien door de franchisegever bij wijze van verhuur of onderhuur bedrijfsruimte aan de franchisenemer ter beschikking is gesteld dan wel de franchisenemer met het oog op de exploitatie van de franchisezaak met derden daarvoor een huurovereenkomst heeft aangegaan waarvan de periode synchroon loopt met die van de franchiseovereenkomst.
(…)”
(iii) Bentja en Leen Bakker hebben ook een onderhuurovereenkomst bedrijfsruimte (hierna: de onderhuurovereenkomst) gesloten voor de bedrijfsruimte gelegen aan [a-straat 1] te [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte). De onderhuur-overeenkomst verplicht Bentja de bedrijfsruimte te gebruiken als Leen Bakker-winkel. De onderhuurovereenkomst is aangegaan voor de duur van tien jaar, vanaf 1 september 2011 tot en met 31 augustus 2021.
(iv) In de periode van 2018 tot begin februari 2020 hebben Leen Bakker en haar franchisenemers, waaronder Bentja, gesproken over aanpassing van de franchiseovereenkomsten met het oog op de nieuwe Wet Franchise.
(v) Op 15 juli 2020 heeft Leen Bakker aan de franchisenemers meegedeeld te gaan stoppen met de franchiseformule.
(vi) Bij brief van 28 juli 2020 heeft Leen Bakker de franchiseovereenkomst opgezegd tegen 31 augustus 2021 vanwege bedrijfseconomische redenen.
(vii) Bij brief van gelijke datum heeft Leen Bakker de onderhuurovereenkomst opgezegd tegen 31 augustus 2021.
(viii) Leen Bakker heeft op 24 december 2020 Bentja een voorstel gedaan tot overname van het filiaal per 1 februari 2021 tegen een vergoeding van € 168.000,--.
2.2
Bentja vordert in conventie, voor zover in cassatie van belang, primair, (i) een verklaring voor recht dat de opzegging van de franchiseovereenkomst zonder rechtsgevolg is geweest en die overeenkomst voortduurt tot het moment dat deze rechtsgeldig zal zijn geëindigd, (ii) een verklaring voor recht dat Leen Bakker de franchiseovereenkomst slechts mag opzeggen indien van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij die overeenkomst laat voortduren, en (iii) een verklaring voor recht dat de opzegging van de onderhuurovereenkomst zonder rechtsgevolg is geweest en die overeenkomst voortduurt tot het moment dat deze rechtsgeldig zal zijn geëindigd, en subsidiair, (i) een verklaring voor recht dat, als de opzegging van de franchiseovereenkomst en/of de onderhuurovereenkomst rechtsgevolg heeft, Leen Bakker gehouden is tot betaling van (schade)vergoeding, en (ii) veroordeling van Leen Bakker tot betaling van die (schade)vergoeding, zo nodig op te maken bij staat.
Leen Bakker vordert in reconventie, na eiswijziging in hoger beroep en voor zover in cassatie van belang, een verklaring voor recht dat zij de franchiseovereenkomst per 31 augustus 2021 rechtsgeldig heeft beëindigd en beëindiging van de onderhuurovereenkomst per 31 augustus 2021, althans per 31 december 2022, en veroordeling van Bentja tot ontruiming van de bedrijfsruimte per die datum.
2.3
De kantonrechter heeft in conventie de vorderingen van Bentja afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. In reconventie heeft de kantonrechter, voor zover in cassatie van belang, voor recht verklaard dat Leen Bakker de franchiseovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd per 31 augustus 2021 en dat de overeenkomst per die datum eindigt, vastgesteld dat de onderhuurovereenkomst tussen partijen eindigt op 31 december 2021, Bentja veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte en Bentja veroordeeld in de proceskosten.
2.4
Het hof [1] heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het heeft in conventie voor recht verklaard dat Leen Bakker gehouden is tot betaling aan Bentja van een (schade)vergoeding en Leen Bakker veroordeeld tot betaling van die (schade)vergoeding, nader op te maken bij staat, en voor het overige het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof heeft in reconventie, voor zover in cassatie van belang, voor recht verklaard dat Leen Bakker de franchiseovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd per 31 augustus 2021, vastgesteld dat de onderhuurovereenkomst eindigt op 31 december 2021, en Bentja veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte per die datum.
2.5
Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd en de proces-kostenveroordeling in eerste aanleg in stand gelaten. Het hof heeft aan dat oordeel het volgende ten grondslag gelegd.
Zowel in het principale als in het incidentele hoger beroep zijn partijen deels in het gelijk, deels in het ongelijk gesteld. Daarin ziet het hof aanleiding om de proceskosten in hoger beroep tussen partijen te compenseren. Nu het vonnis grotendeels in stand blijft, heeft de kantonrechter Bentja terecht in de proceskosten van eerste aanleg (zowel in conventie als in reconventie) veroordeeld. De vordering van Bentja tot veroordeling van Leen Bakker tot terugbetaling van alles wat Bentja ter uitvoering van het vonnis aan Leen Bakker heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente, is gelet op het voorgaande niet toewijsbaar. (rov. 6.26)

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1
Onderdeel 3 van het middel klaagt over het oordeel van het hof in rov. 6.26 dat de kantonrechter Bentja terecht heeft veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg in conventie en reconventie.
3.2
De klacht slaagt. De vorderingen in eerste aanleg en in hoger beroep zijn grotendeels gelijkluidend, zodat het onbegrijpelijk is dat het hof tot het oordeel komt dat Bentja in eerste aanleg (overwegend) in het ongelijk is gesteld en daarmee terecht in de proceskosten in eerste aanleg is veroordeeld, terwijl het hof in hoger beroep aanleiding ziet om de proceskosten te compenseren omdat partijen deels in het gelijk, deels in het ongelijk zijn gesteld. De Hoge Raad kan zelf op dit punt de zaak afdoen door te beslissen zoals hierna weergegeven.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft, mede gelet op de uitspraak van vandaag in de samenhangende zaak met nummer 23/01896 [2] , niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
3.4
Aangezien de door het hof vastgestelde einddatum van de onderhuurovereenkomst en de ontruimingsdatum inmiddels zijn verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum vaststellen.
3.5
Het middel in het voorwaardelijke incidentele beroep is ingesteld onder de voorwaarde dat enige klacht uit onderdeel 1 van het principale cassatieberoep slaagt. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, zodat het middel geen behandeling behoeft.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 28 februari 2023 voor zover daarin de proceskostenveroordeling in eerste aanleg is bekrachtigd en de vordering van Bentja tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg aan Leen Bakker heeft betaald, is afgewezen;
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 december 2021 voor zover daarin Bentja in de proceskosten is veroordeeld;
- compenseert de proceskosten in eerste aanleg in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- veroordeelt Leen Bakker tot terugbetaling van hetgeen Bentja ter uitvoering van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg aan Leen Bakker heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat Bentja heeft betaald;
- stelt de beëindigingsdatum van de onderhuurovereenkomst en de datum voor ontruiming van de bedrijfsruimte vast op 31 december 2024;
- veroordeelt Leen Bakker in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bentja begroot op € 963,73 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Leen Bakker deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
29 november 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:658.