10.4De opzegtermijn wordt verlengd tot 13 maanden indien door de franchisegever bij wijze van verhuur of onderhuur bedrijfsruimte aan de franchisenemer ter beschikking is gesteld dan wel de franchisenemer met het oog op de exploitatie van de franchisezaak met derden daarvoor een huurovereenkomst heeft aangegaan waarvan de periode synchroon loopt met die van de franchiseovereenkomst.
(…)”.
6.1.6.[A.B.V.] exploiteert de Leen Bakker winkel sinds september 1995 aan [adres] en heeft daartoe een onderhuurovereenkomst gesloten met Leen Bakker. In de onderhuurovereenkomst (zijdens [A.B.V.] getekend op 23 mei 2017) staat onder meer:
“Artikel 1
De huuringangsdatum en huurtermijnen zijn gelijk aan de hoofdhuurovereenkomst.
(…)
Artikel 6
Het gehuurde is conform artikel 1.2 van de hoofdhuurovereenkomst uitsluitend bestemd als verkoopruimte conform de formule van Leen Bakker.
(…)
”.
In de allonge bij de hoofdhuurovereenkomst staat dat de duur van overeenkomst gewijzigd is, in die zin dat deze geldt voor een periode van tien jaar, derhalve van 1 september 2011 tot en met 31 augustus 2021.
6.1.7.De franchiseovereenkomst tussen Leen Bakker en [B.B.V.] van 4 november 2011 is aangegaan voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 met vervolgens stilzwijgende verlenging van steeds 5 jaar tenzij opzegging plaatsvindt. In de side letter bij de franchiseovereenkomst staat vermeld:
“Artikel 16.3
(…) Indien één der partijen de overeenkomst op wil zeggen dient dat te geschieden per aangetekend schrijven of bij deurwaardersexploit met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 13 maanden.
De franchisegever is slechts gerechtigd de overeenkomst op te zeggen indien van hem in redelijkheid niet kan worden gevergd de franchiseovereenkomst te laten voortduren.
De franchisegever zal dus een redelijke opzeggingsgrond moeten hebben.”
6.1.8.In de periode van 2018 tot begin februari 2020 hebben Leen Bakker en de franchisevereniging gesproken over een update van de bestaande franchiseovereenkomsten vanwege de toen aanstaande Wet Franchise. In verband daarmee hebben partijen concepten met elkaar uitgewisseld.
6.1.9.Bij e-mailbericht van 5 februari 2020 heeft [persoon A] namens de franchisenemers aan Leen Bakker medegedeeld:
“(…) Alleen door een vergelijking van beide documenten is zichtbaar dat de verschillen tussen beide versies enorm groot zijn. In hoofdlijnen zijn er nog veel verschillen en zullen wij wat punten hieronder samenvatten want het is onmogelijk dit uitputtend te doen. Zo is er ook nog niet gesproken over de individuele afspraken die naast de huidige afspraken gelden. (…)”.
6.1.10.Als reactie daarop heeft Leen Bakker bij e-mailbericht van 17 februari 2020 medegedeeld dat zij zich eerst wil verdiepen in de nieuwe aanstaande wet, zij daarom meer tijd nodig heeft en een gesprek over aanpassing van de franchiseovereenkomsten later wil voortzetten.
6.1.11.Op 15 juli 2020 heeft Leen Bakker tijdens de franchisevergadering aan de franchisenemers medegedeeld te gaan stoppen met de franchise.
6.1.12.Bij brief van 28 juli 2020 heeft Leen Bakker de franchiseovereenkomst opgezegd met [A.B.V.] tegen 31 december 2022, waarbij als redenen het volgende is medegedeeld:
“Er is een belangrijk bedrijfseconomisch motief: eigen winkels genereren namelijk substantieel hogere filiaalbijdragen dan franchisewinkels. Vooropgesteld moet worden dat Leen Bakker in Nederland slechts vier franchisenemers kent op een totaal van 114 winkels. Voor die vier franchisenemers dient Leen Bakker dus een volledige separate organisatie, administratie en systemen in de lucht te houden. Dat is natuurlijk al lange tijd zo, maar het laten voortduren daarvan is niet langer houdbaar. Leen Bakker is voornemens om aanzienlijke vernieuwingen in de IT-systemen door te voeren. De investeringen in separate systemen op het gebied van administratie en IT zijn niet rendabel voor vier franchisewinkels. Bovendien zou de aangekondigde wetswijziging (die per 1 januari 2021 ook daadwerkelijk van kracht wordt) ook nog een aanzienlijke (administratieve) lastenverzwaring met zich meebrengen.
Verder passen de franchiseformule en de in dat kader gemaakte afspraken niet meer bij de huidige marktomstandigheden en de praktijk. Leen Bakker ziet dat de markt volop in beweging is naar een omnichannel klantbenadering dat gepaard gaat met grote investeringen. De verdere toename van de online verkopen en het voornemen van Leen Bakker om uit te breiden naar een online marktplaatsfunctionaliteit leggen druk op het huidige afrekenmodel en de afbakening van verzorgingsgebieden. Hierover hebben Leen Bakker en de franchisenemers geen dekkende afspraken gemaakt, wat sowieso lastig is (verdeling aandelen en overlap verzorgingsgebieden). De marketingmix is in de afgelopen jaren ook flink gewijzigd: van folders en televisie naar online marketing, radio en televisie. Het afrekenmodel van marketingkosten is daarmee moeilijk te onderbouwen in zowel kosten als effectiviteit. Het huidige systeem is immers gebaseerd op het aantal folders dat in het verzorgingsgebied wordt verspreid. Ook wil Leen Bakker streven naar uniformiteit in promoties en regelingen die naadloos aansluiten voor de klant. Franchisenemers zijn echter selectief in het toepassen van promoties. Afwegingen hierin zijn voornamelijk marge-gedreven. Dat geldt ook voor het actief voeren van het Stock kastenprogramma. Daarnaast komt het voor dat afwikkeling van webretouren moeizaam verlopen aangezien dit de franchisenemers geld kost. Dit sluit niet aan bij de uitgangspunten van het strategisch beleid van Leen Bakker.
Ook weegt voor Leen Bakker de eenheid naar buiten toe zwaar. Het beëindigen van de franchiseformule brengt mee dat die uniformiteit gewaarborgd kan worden, onder meer in het assortiment. Dat is nu niet het geval. In dit kader speelt ook een rol dat er tussen Leen Bakker en de franchisenemers onduidelijkheid/onenigheid bestaat over aankopen voor de zakelijke markt, die Leen Bakker exclusief wil voorbehouden aan de afdeling B2B.
Op basis van het voorgaande kan van Leen Bakker in redelijkheid niet worden gevergd dat zij de franchiseovereenkomst laat voortduren. Leen Bakker heeft daarom de strategische keuze gemaakt om te stoppen met de hele franchiseorganisatie. Zij is voornemens de vier franchisewinkels als eigen winkels te gaan exploiteren na het einde van de diverse contracten.
Middels deze brief zegt Leen Bakker dus de franchiseovereenkomst met [A.B.V.] op tegen 31 augustus 2021 (met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van 13 maanden).De franchiseovereenkomst eindigt dus op 31 augustus 2021.
(…)
Zoals gezegd is Leen Bakker voornemens om, na het einde van de franchiseovereenkomsten, de exploitatie van de winkels op dezelfde locaties voort te zetten. Zij zal dan ook op korte termijn met alle franchisenemers afzonderlijk contact opnemen om te overleggen over de voorwaarden voor overname. Zoals aangegeven is Leen Bakker ook bereid om te bespreken of en zo ja, onder welke voorwaarden [A.B.V.] de exploitatie op deze locatie kan voortzetten tot een latere datum, uiterlijk 31 december 2022. (…)”.
6.1.13.Daarnaast heeft Leen Bakker in de brief van 28 juli 2020 de onderhuurovereenkomst met [A.B.V.] opgezegd tegen 31 augustus 2021 en daarover het volgende medegedeeld:
“Aangezien de franchiseovereenkomst eindigt, heeft Leen Bakker ook het recht om de onderhuurovereenkomst te beëindigen. Gelet op de bepalingen uit de franchiseovereenkomst moet [A.B.V.] de exploitatie van de winkel na 31 augustus 2021 staken en staat het haar niet vrij om na 31 augustus 2021 op deze locatie een meubel- en interieurwinkel te exploiteren. Middels deze brief zegt Leen Bakker dan ook de onderhuurovereenkomst op tegen 31 augustus 2021 (met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van 13 maanden). Ook de onderhuurovereenkomst eindigt dus op 31 augustus 2021. De onderhuurovereenkomst wordt opgezegd wegens dringend eigen gebruik van het gehuurde door Leen Bakker ex artikel 7:296 lid 1 sub b BW en tevens op grond van de belangenafweging ex artikel 7:296 lid 3 BW. De belangen van Leen Bakker bij beëindiging van de onderhuurovereenkomst wegen zwaarder dan de belangen van [A.B.V.] bij voortzetting van de onderhuurovereenkomst. (…)”.
6.1.14.Leen Bakker heeft op 28 juli 2020 ook de franchiseovereenkomsten met de andere franchisenemers opgezegd op dezelfde opzeggingsgronden, maar tegen andere data.
6.1.15.Bij brief van 17 september 2020 heeft [persoon A] namens de franchisenemers gereageerd op de opzegging en medegedeeld dat Leen Bakker niet gerechtigd is om de franchiseovereenkomsten op te zeggen.
6.1.16.Partijen hebben vervolgens onderzocht of zij overeenstemming konden bereiken over beëindiging van de relatie in onderling overleg. Bij brief van 24 december 2020 heeft de gemachtigde van Leen Bakker aan [A.B.V.] een voorstel gedaan. Leen Bakker heeft aan [A.B.V.] voorgesteld het filiaal over te nemen per 1 februari 2021 tegen een vergoeding van
€ 168.000,- voor goodwill, overname van inventaris tegen boekwaarde, overname van de handelsvoorraad tegen de kostprijs en boekwaarde alsmede een vergoeding op basis van de geprognotiseerde brutowinst over de periode tussen 1 februari 2021 en 31 december 2022 met aftrek van reorganisatiekosten en behoud non-concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding.
6.1.17.Per 1 januari 2021 is de Wet Franchise in werking getreden.
De procedure in eerste aanleg
6.2.1.In eerste aanleg vorderde [A.B.V.] , dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primairvoor recht wordt verklaard:
- dat de opzegging van de franchiseovereenkomst d.d. 28 juli 2020 zonder rechtsgevolg is geweest en dat de franchiseovereenkomst – tegen de thans geldende contractvoorwaarden en de toepasselijke wettelijke bepalingen – voortduurt tot het moment dat deze franchiseovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
- dat Leen Bakker slechts gerechtigd is de franchiseovereenkomst op te zeggen indien van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij de franchiseovereenkomst laat voortduren;
- dat de opzegging van de onderhuurovereenkomst d.d. 28 juli 2020 zonder rechtsgevolg is geweest en dat de onderhuurovereenkomst – tegen de thans geldende voorwaarden en de toepasselijke wettelijke bepalingen – voortduurt tot het moment dat deze onderhuurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
Subsidiair
- voor recht wordt verklaard dat, als de opzegging van de franchiseovereenkomst en/of de onderhuurovereenkomst rechtsgevolg heeft, Leen Bakker gehouden is tot betaling aan [A.B.V.] van een (schade)vergoeding;
- Leen Bakker alsdan wordt veroordeeld tot betaling van een (schade)vergoeding ter hoogte van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, welke (schade)vergoeding, zo nodig nader opgemaakt zal worden bij staat en vereffend dient te worden volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2020 dan wel vanaf de dag van de dagvaarding;
Primair en subsidiair
- Leen Bakker wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens buitengerechtelijke kosten ad € 462,50 met veroordeling van Leen Bakker in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [A.B.V.] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De door Leen Bakker gedane opzegging van de franchiseovereenkomst is niet rechtsgeldig, omdat zij geen (klemmende/dringende) reden heeft die maakt dat voortzetting van de franchiseovereenkomst in redelijkheid niet gevergd kan worden van haar. Indien de opzegging van de franchiseovereenkomst wel rechtsgeldig kan worden opgezegd, dan is de opzegging volgens [A.B.V.] in strijd met de redelijkheid en billijkheid en kan geen beroep op de opzegging worden gedaan. Ook het recht om de onderhuurovereenkomst met [A.B.V.] op te zeggen vervalt doordat de franchiseovereenkomst niet met [A.B.V.] kan worden beëindigd. Indien de franchiseovereenkomst en de onderhuurovereenkomst daadwerkelijk eindigen door opzegging, is bij de opzegging onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [A.B.V.] en is een vergoeding (althans een redelijke goodwillvergoeding) op zijn plaats, aldus [A.B.V.] .
6.2.3.Leen Bakker heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
In reconventie vorderde Leen Bakker dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
i. voor recht wordt verklaard dat zij de franchiseovereenkomst met [A.B.V.] per 31 augustus 2021 rechtsgeldig heeft beëindigd en dat de franchiseovereenkomst dus per die datum eindigt;
ii. [A.B.V.] wordt geboden om vanaf 1 september 2021 het gebruik van de handelsnaam en de woord- en beeldmerken ‘LEEN BAKKER’ en de logo’s van Leen Bakker te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag of dagdeel dat zij niet aan dit gebod houdt, met een maximum van € 1.000.000,-;
iii. [A.B.V.] wordt geboden om voor doch uiterlijk op 15 september 2021 alle schriftelijke, digitale en /of op andere wijze door Leen Bakker verstrekte informatie aan Leen Bakker te retourneren, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat zij zich niet aan dit gebod houdt, met een maximum van € 100.000,-;
iv. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de Martin Luther Kingsingel 28 te (9203 JC) Drachten te beëindigen per 31 augustus 2021, althans een door het de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
v. [A.B.V.] te veroordelen per de datum van beëindiging conform (iv) de bedrijfsruimte, gelegen aan de [adres] , met alle daarin van harentwege aanwezige personen en/of zaken te ontruimen en leeg, bezemschoon, overeenkomstig de toepasselijke contractuele en wettelijke bepalingen en onder afgifte van alle sleutels ter beschikking te stellen van Leen Bakker, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of dagdeel dat [A.B.V.] zich niet aan dit gebod houdt, met een maximum van € 100.000,- om, zo [A.B.V.] mocht nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de tenuitvoerlegging daarvan zelf te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm;
met veroordeling van [A.B.V.] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
6.2.4.Leen Bakker heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. De franchiseovereenkomst en de onderhuurovereenkomst met [A.B.V.] zijn rechtsgeldig opgezegd waardoor deze tegen de opgezegde data eindigen. Leen Bakker stelt dat [A.B.V.] bij beëindiging van de franchiseovereenkomst gehouden is tot nakoming van contractuele verplichtingen, bestaande uit het niet langer voeren van de naam Leen Bakker en teruggave van informatie en goederen.
6.2.5.[A.B.V.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.6.In het tussenvonnis van 28 april 2021 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
6.2.7.In het eindvonnis van 29 december 2021 heeft de kantonrechter in conventie de vorderingen van [A.B.V.] afgewezen en [A.B.V.] in de proceskosten veroordeeld. In reconventie heeft de kantonrechter
- voor recht verklaard dat Leen Bakker de franchiseovereenkomst met [A.B.V.] rechtsgeldig heeft beëindigd per 31 augustus 2021 en dat de franchiseovereenkomst per die datum eindigt;
- [A.B.V.] geboden om vanaf 1 april 2022 het gebruik van de handelsnaam en de woord- en beeldmerken ‘LEEN BAKKER’ en de logo’s van Leen Bakker te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat [A.B.V.] zich niet aan dit gebod houdt, met een maximum van € 10.000,-;
- [A.B.V.] geboden om voor doch uiterlijk op 1 april 2021 alle schriftelijke, digitale en/of op andere wijze door Leen Bakker verstrekte informatie aan Leen Bakker te retourneren;
- het tijdstip waarop de tussen Leen Bakker en [A.B.V.] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] eindigt vastgesteld op 31 december 2021;
- [A.B.V.] veroordeeld om uiterlijk voor 1 april 2022 de bedrijfsruimte, gelegen aan de [adres] , met alle daarin van harentwege aanwezige personen en/of zaken te ontruimen en leeg, bezemschoon, overeenkomstig de toepasselijke contractuele en wettelijke bepalingen en onder afgifte van alle sleutels ter beschikking te stellen van Leen Bakker;
en [A.B.V.] veroordeeld in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep