Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
26 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 november 2022 werd gewezen. De zaak betreft grootschalige marktplaatsoplichting waarbij de verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van medeplegen van (poging tot) oplichting, zoals vastgelegd in artikel 326.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat B. Kizilocak uit Rotterdam, die cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.