Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
19 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 juni 2022 was gewezen. De zaak betreft een verzet tegen een strafbeschikking, waarbij de vraag centraal staat of de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid om verzet in te stellen, omdat de strafbeschikking was voldaan door een bewindvoerder. De advocaat van de verdachte, S.F.W. van 't Hullenaar, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarop de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat het verzet tegen de strafbeschikking niet-ontvankelijk was, zoals het hof had geoordeeld. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat het cassatiemiddel slaagt, en verwijst naar de redenen die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:1677). De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.