Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
19 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 september 2022. De zaak betreft een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen bij een vrouw die door overmatig drankgebruik in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De Hoge Raad heeft zich gebogen over twee belangrijke vragen: of het hof kon overwegen dat de verdachte het initiatief tot seksueel contact heeft genomen en of de avances van het slachtoffer de strafwaardigheid van het feit niet zonder meer uitsluiten.
De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep, maar ook tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Bij de ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 200 uren naar 180 uren, met een subsidiaire vervangende jeugddetentie van 90 dagen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie, en het beroep voor het overige verworpen.