ECLI:NL:PHR:2024:1257

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
22/03261
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die eerder door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden en een taakstraf van 200 uur. De veroordeling betrof meerdere feiten, waaronder seksueel binnendringen van een persoon in een staat van verminderd bewustzijn en diefstal. De advocaat van de verdachte, H.G. Kersting, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

De ontvankelijkheid van het cassatieberoep is aan de orde, waarbij de aanzegging op 28 maart 2023 is betekend. Volgens artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering dient de schriftuur met middelen van cassatie binnen twee maanden na betekening te worden ingediend. In deze zaak is de schriftuur echter pas op 30 juni 2023 ontvangen, wat bijna drie maanden na de betekening is. Dit betekent dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn heeft gehandeld.

De conclusie van de procureur-generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 437 lid 2 Sv. De zaak illustreert het belang van het naleven van procesuele termijnen in het strafrecht.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/03261 J
Zitting2 juli 2024
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 1 september 2022 door het gerechtshof Amsterdam voor een viertal gevoegde zaken veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen jeugddetentie, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. De bewezenverklaarde feiten leveren op in zaak A onder 1. "met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”, en onder 2. “diefstal”, in zaak B “schuldheling” en in de zaken C en D “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd",
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. H.G. Kersting, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

2.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1
De aanzegging ingevolge artikel 435 lid 1 Sv is op 28 maart 2023 betekend. Artikel 437 lid 2 Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in artikel 435 lid 1 Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie wordt ingediend. In de onderhavige zaak is die schriftuur eerst binnengekomen op 30 juni 2023. Dat is niet binnen twee maanden, maar bijna drie maanden na betekening van de aanzegging.
2.2
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 437 lid 2 Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Slotsom

Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G