ECLI:NL:PHR:2024:1257
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die eerder door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden en een taakstraf van 200 uur. De veroordeling betrof meerdere feiten, waaronder seksueel binnendringen van een persoon in een staat van verminderd bewustzijn en diefstal. De advocaat van de verdachte, H.G. Kersting, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
De ontvankelijkheid van het cassatieberoep is aan de orde, waarbij de aanzegging op 28 maart 2023 is betekend. Volgens artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering dient de schriftuur met middelen van cassatie binnen twee maanden na betekening te worden ingediend. In deze zaak is de schriftuur echter pas op 30 juni 2023 ontvangen, wat bijna drie maanden na de betekening is. Dit betekent dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn heeft gehandeld.
De conclusie van de procureur-generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 437 lid 2 Sv. De zaak illustreert het belang van het naleven van procesuele termijnen in het strafrecht.