2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eisers] zijn sinds 2007 eigenaar van een perceel grond met daarop een recreatiewoning aan het adres [a-straat 1] te [plaats], dat op onderstaande tekeningis aangeduid met “[001]”.
(ii) [eisers] zijn tevens eigenaar van een perceel grond met water (hierna: perceel [002] of de strook). Dit betreft een strook grond met water van zes meter breed direct naast hun recreatiewoning, die onderdeel vormt van een grotere strook grond met water (hierna: de opvaart) en in een open verbinding staat met het [meer] en het [kanaal]/de [sloot].
(iii) Attema heeft in 2015 de eigendom van perceel [003] te [plaats] verworven met het doel om daarop twaalf recreatiewoningen te ontwikkelen. Daartoe is het perceel tijdens de procedure in eerste aanleg gesplitst in afzonderlijke percelen, waaronder de percelen [004] tot en met [015], die allemaal grenzen aan de opvaart. Op de percelen [005] tot en met [015] (hierna: de andere percelen) zijn recreatiewoningen gebouwd. Deze zijn in 2020 verkocht aan derden. Perceel [004] is eigendom gebleven van Attema.
(iv) Doordat het landgedeelte van perceel [003] is vergroot ten koste van het watergedeelte en er aanlegsteigers zijn gerealiseerd, is er geen bevaarbare ruimte meer tussen het landgedeelte van voormalig perceel [003] en de strook. De eigenaren van de nieuwe recreatiewoningen, die allen beschikken over pleziervaartuigen, moeten dus de strook bevaren om te komen van en te gaan naar het [meer] en het [kanaal]/de [sloot].
(v) De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 9 oktober 2009 aan het bestuur van de Coöperatie Woningeigenaren “Waterpark [plaats]” (hierna: de Coöperatie), het volgende geschreven:
“Eind augustus hebben cliënten de notulen ontvangen van de vergadering van 28 maart 2009. In deze notulen wordt vermeld dat cliënten de navolgende mededeling zouden hebben gedaan:
“Bovendien stellen genoemde eigenaren dat zij voor wat de bewoners van de [a-straat] betreft gedogen dat hun eigendom, zijnde een lange en smalle reep grond met water, lopend vanaf hun huis tot aan de zuidelijke punt van de grond van [betrokkene 1], “overvaren” wordt.”
Cliënten hebben een dergelijke toestemming nimmer gegeven, laat staan dat een dergelijke mededeling (ter vergadering) is gedaan. Ik verzoek u dan ook om de notulen te rectificeren in zoverre dat voornoemde mededeling uit de definitieve versie van de notulen wordt verwijderd.”
(vi) Bij brief van 4 november 2010 aan het bestuur van de Coöperatie heeft de advocaat van [eisers] het volgende geschreven:
“Inmiddels zijn de notulen van de ledenvergadering van 27 maart jl. ontvangen. (...) Cliënten moeten wederom constateren dat de notulen niet weergeven datgene wat er die avond is besproken. (…) Om eventuele onduidelijkheden te voorkomen, breng ik nogmaals het navolgende onder uw aandacht. (...)
(…)
Cliënten hebben nimmer hun toestemming gegeven aan andere eigenaren om de hun toebehorende strook water (kadastraal bekend als nummer [002]) te bevaren. Evenmin hebben zij aangegeven het bevaren door andere eigenaren te (zullen) gedogen. Voorzover in de notulen de suggestie wordt gewekt dat hiervan sprake zou zijn, is dit pertinent onjuist. Cliënten hebben het voorgaande herhaaldelijk op ledenvergaderingen te berde gebracht. Echter, hun mededelingen hieromtrent worden niet (danwel op onjuiste wijze) in de notulen opgenomen. Om die reden zien cliënten zich genoodzaakt hun standpunt in de onderhavige brief nogmaals tot uitdrukking te brengen. Bij de overige leden van de Coöperatie Woningeigenaren “Waterpark [plaats]” U.A. wordt een kopie van deze brief in de brievenbus gedaan.”
(vii) Bij brief van 16 juli 2019 heeft de advocaat van [eisers] het volgende geschreven aan [betrokkene 2], eigenaar van [a-straat 2]:
“Mijn cliënten namen via de raadsman van [Attema] kennis van uw brief (...). Hierin heeft u verklaard dat u al gedurende circa 20 jaar zowel privé als zakelijk gebruikt maakt van het meest westelijke vaarwater op de [a-straat], ter plaatse van het projectland voor de 12 recreatiewoning[en]. (...)
Het perceel is privé-eigendom en is – naar het oordeel van mijn cliënten – niet openbaar toegankelijk. (…)
Mijn cliënten hebben nooit opgemerkt dat u hun perceel heeft overvaren, maar uit uw verklaring blijkt dat u dit toch sinds jaar en dag doet. Mijn cliënten hebben u hiervoor geen toestemming gegeven en zullen dat ook niet doen.”
(viii) In een brief van 16 juli 2019 aan Stayokay [plaats] heeft de advocaat van [eisers] het volgende geschreven:
“Mijn cliënten namen (...) kennis van uw brief (...). Hierin heeft u verklaard dat u sinds jaar en dag gebruik maakt van het vaarwater op de [a-straat] ten behoeve van uw
zeilschool. (...)
Mijn cliënten hebben nooit opgemerkt dat u hun perceel heeft overvaren met uw zeilschool, maar uit uw verklaring blijkt dat u dit toch sinds jaar en dag doet. Mijn cliënten hebben u hiervoor geen toestemming gegeven en zullen dat ook niet doen.”
(ix) Bij brief van 24 juni 2020 aan het Recreatieschap voor het Friesche Waterland “De Marrekrite” heeft de advocaat van [eisers] het volgende geschreven:
“Mijn cliënten hebben onlangs vastgesteld dat medewerkers (...) af en toe hun perceel overvaren. (...) Ik verzoek, en voor zover nodig, sommeer u om het perceel vanaf heden niet meer te overvaren.”