ECLI:NL:HR:2024:1543

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
23/03894
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en dekking voor schade door corrosieproces in motortankschip

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [de V.O.F.] en E.O.C. Onderlinge Schepenverzekering U.A. De zaak betreft een geschil over de dekking van een verzekering voor schade die is ontstaan door een corrosieproces in een motortankschip. De Hoge Raad heeft de klachten van [de V.O.F.] over het arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 juli 2023 beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet gegrond zijn, aangezien deze niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

De Hoge Raad heeft het beroep van [de V.O.F.] verworpen en deze in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien [de V.O.F.] deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03894
Datum25 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
[de V.O.F.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [de V.O.F.],
advocaat: S.L. Haanschoten,
tegen
E.O.C. ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: EOC,
advocaten: G.C. Nieuwland en P.J. Tanja.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/10/591728 / HA ZA 20-198 van de rechtbank Rotterdam van 3 november 2021;
b. de arresten in de zaak 200.306.930/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 maart 2022 en 11 juli 2023.
[de V.O.F.] heeft tegen het arrest van het hof van 11 juli 2023 beroep in cassatie ingesteld.
EOC heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor EOC toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de V.O.F.] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van EOC begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de V.O.F.] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
25 oktober 2024.