Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [de V.O.F.] en E.O.C. Onderlinge Schepenverzekering U.A. De zaak betreft een geschil over de dekking van een verzekering voor schade die is ontstaan door een corrosieproces in een motortankschip. De Hoge Raad heeft de klachten van [de V.O.F.] over het arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 juli 2023 beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet gegrond zijn, aangezien deze niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
De Hoge Raad heeft het beroep van [de V.O.F.] verworpen en deze in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien [de V.O.F.] deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.