ECLI:NL:RBROT:2021:10871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
C/10/591728 / HA ZA 20-198
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van uitsluitingsclausule in verzekeringspolis bij corrosieschade aan motortankschip

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en een onderlinge waarborgmaatschappij, gedaagde, over een verzekeringskwestie. De eiseres, eigenaar van een motortankschip, had een cascoverzekering afgesloten bij de gedaagde. Na een corrosieproces aan het hoofddek van het schip, dat leidde tot een afname van de dekdikte, verzocht de eiseres om dekking voor de reparatiekosten. De gedaagde weigerde dekking op basis van een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden die schade door geleidelijke corrosie uitsloot.

De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, inclusief de polisvoorwaarden en de argumenten van beide partijen. De eiseres stelde dat de schade het gevolg was van excessieve intering door een hoge concentratie waterstofsulfide in de lading, wat volgens haar niet onder de uitsluiting viel. De gedaagde voerde aan dat de schade door corrosie in het algemeen was uitgesloten.

De rechtbank oordeelde dat de tekst van de uitsluitingsclausule geen onderscheid maakte tussen geleidelijke en excessieve corrosie. De rechtbank volgde de uitleg van de gedaagde en concludeerde dat de schade als gevolg van corrosie niet gedekt was door de verzekering. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in verzekeringspolissen en de interpretatie daarvan in juridische geschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/591728 / HA ZA 20-198
Vonnis van 3 november 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen worden hierna de [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 januari 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte uitlating productie van de [naam eiseres];
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 14 januari 2021;
  • het addendum bij het expertiserapport van BMT van 19 mei 2021;
  • de akte ter comparitie van de [naam eiseres], met productie;
  • de op 7 juni 2021 gehouden mondelinge behandeling en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitaantekeningen van mrs. Van Leeuwen en Suijdendorp.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De [naam eiseres] is eigenaar van het in 2004 gebouwde motortankschip [naam schip] . De [naam schip] is 135 meter lang en uitgerust met 28 ladingtanks. De oorspronkelijke dikte van het stalen hoofddek bedroeg 9,0 mm en is aan de bovenzijde van een verflaag voorzien. Het staal aan de onderzijde van het hoofddek is niet van een coating voorzien.
2.2.
De [naam eiseres] heeft ten behoeve van de [naam schip] per 19 oktober 2006 een cascoverzekering (hierna: de Verzekering) afgesloten bij [naam gedaagde] . De [naam eiseres] heeft de Verzekering per 1 december 2019 opgezegd.
2.3.
Op de polis waren de Verzekeringsvoorwaarden Beroepsvaart en de Aanvulling Verzekeringsvoorwaarden Beroepsvaart (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing.
2.4.
De polisvoorwaarden luiden – voor zover relevant – als volgt:

HOOFDSTUK 1
▪ BEGRIPPEN
(…)
Onzeker voorval
Een gebeurtenis waarvan beide partijen, bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst of daarna, niet weten of deze zich ooit zal voordoen of dat daaruit schade kon ontstaan dan wel naar de normale loop der omstandigheden schade zou kunnen ontstaan.
(…)
HOOFDSTUK 4
▪ OMSCHRIJVING VAN DE VERZEKERING VAN HET VAARTUIG
Artikel 4.1
Het vaartuig is verzekerd tegen schade die tijdens de looptijd van de verzekering wordt veroorzaakt door één van de volgende voorvallen, op voorwaarde dat er sprake is van een onzeker voorval:
- alle gevaren van de vaart, zoals aanvaring, schipbreuk, storm en stranden;
(…)
- alle andere van buiten komende onheilen;
(…)
Artikel 4.9
Uitsluitingen
Uitgesloten van de verzekering is/zijn:
(…)
9. Reparatiekosten van beschadigingen die zijn ontstaan door een geleidelijke inwerking van:
(…)
- corrosie.
Tenzij deze geleidelijke inwerking wordt ingezet door een plotselinge hevige uiting van de verontreiniging en de verzekeringnemer, bemanning of eigenaar de gevolgen redelijkerwijs niet konden voorkomen.”
2.5.
Ter plaatse van de ladingstanks is het staal aan de onderzijde van het hoofddek van de [naam schip] aangetast als gevolg waarvan de dikte van het dek is afgenomen.
2.6.
De [naam eiseres] heeft [naam gedaagde] verzocht dekking te verlenen voor reparatie van het dek.
2.7.
[naam gedaagde] heeft op 14 maart 2019 dekking onder de Verzekering geweigerd.

3..Het geschil

3.1.
De [naam eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(a) voor recht zal verklaren dat de schade aan het hoofddek van de [naam schip] een verzekerde schade is en dat [naam gedaagde] gehouden is die schade geheel te vergoeden;
(b) [naam gedaagde] zal veroordelen de schade aan de [naam eiseres] te betalen tot een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(c) [naam gedaagde] zal veroordelen aan de [naam eiseres] de kosten te vergoeden die deze in redelijkheid heeft gemaakt voorafgaand aan de procedure, evenals de buiten het liquidatietarief vallende kosten binnen de procedure,
alles met veroordeling van [naam gedaagde] in de kosten van de procedure, inclusief eventuele kosten van deskundigen en getuigen, met nakosten als gebruikelijk.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de [naam eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van haar vorderingen met veroordeling van de [naam eiseres] in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De [naam eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat er schade is ontstaan aan het dek van de [naam schip] als gevolg van excessieve intering. Deze excessieve intering heeft kunnen ontstaan doordat de [naam schip] stookolie heeft vervoerd met een te hoge concentratie waterstofsulfide (H2S). De waterstofsulfide is verdampt en als gas boven de olie komen te hangen in een veel hogere concentratie dan in de vloeistoffase aanwezig, om vervolgens op te lossen in aanhangend water dat door condensatie druppelsgewijs is neergeslagen op de binnen-bovenkant van de ladingtanks. De combinatie van het aanhangende vocht met daarin een opgeloste agressieve stof veroorzaakt een extreem corrosief milieu. Omdat de [naam schip] is bedoeld om scheepsbrandstof en aanverwante producten te vervoeren die geen bijzondere (excessieve) corrosie veroorzaken, konden partijen, gelet op de normale loop van de omstandigheden bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, niet verwachten dat de [naam schip] een of meerdere aan het hoofddek schade toebrengende ladingen zou vervoeren. Dit betreft dan ook een onzeker voorval in de zin van de polisvoorwaarden. Tevens is sprake van een van buiten komend onheil omdat de schade het gevolg is van een gebrekkige lading en niet van een minderwaardige eigenschap van de [naam schip] . Op grond van artikel 4.1 van de polisvoorwaarden is [naam gedaagde] dan ook gehouden dekking onder de polis te verlenen voor de aan het dek van de [naam schip] ontstane schade.
4.2.
Eén van de door [naam gedaagde] gevoerde verweren is dat de schade als gevolg van corrosie op grond van artikel 4.9 onder 9 van de polisvoorwaarden van dekking is uitgesloten. Corrosie is een geleidelijk proces waarin op microniveau aan het oppervlak miljoenen kleine batterijtjes ontstaan, waarlangs transport van elektronen plaatsvindt door een geleidende vloeistoffilm van anode naar kathode. Dit proces kost tijd. Schade door corrosie ontstaat dan ook niet van het ene op het andere moment. Schade door een plotselinge hevige gebeurtenis in de vorm van verontreiniging die het geleidelijke proces van corrosie heeft ingezet, is, zo volgt uit de insluitingsbepaling, wél gedekt. Een dergelijke gebeurtenis heeft zich volgens [naam gedaagde] echter niet voorgedaan.
4.3.
De [naam eiseres] heeft tegen dit verweer het volgende aangevoerd. Uit de bevindingen na inspectie van de dekdikte van de [naam schip] in 2014, 2017, 2018 en 2019 kan worden afgeleid dat de gemiddelde dekdikte in de 10 tot 15 jaar dat de [naam schip] in gebruik is, aanzienlijk verder is teruggelopen dan door normale corrosie kan worden verklaard. Van een geleidelijke inwerking van corrosie is geen sprake. De intering van het dek moet plotseling hebben plaatsgevonden als gevolg van de waterstofsulfide in de lading en het proces dat daarvan het gevolg is geweest. Er is niet aangetoond dat het zou gaan om een langzame, over een tijdspanne van vele jaren geleidelijk ontstane corrosie waar artikel 4.9 onder 9 van de polisvoorwaarden op ziet. De polis moet zo worden begrepen dat onderscheid wordt gemaakt tussen geleidelijke corrosie (een vorm van gebruikelijke slijtage) en excessieve corrosie (corrosie die zich ongebruikelijk snel ontwikkelt als gevolg van een bijzonder voorval). Excessieve intering wordt in de polis, die dekking biedt voor alle gevaren van de vaart en voor schade aan het vaartuig, niet uitgesloten.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.
Bij de beantwoording van de vraag of het beroep van [naam gedaagde] op de uitsluiting in artikel 4.9 onder 9 van de polisvoorwaarden slaagt, speelt de uitleg van deze polisvoorwaarde een rol. Hierbij is van belang de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan voornoemde bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf). Wanneer het, zoals in dit geval, gaat om een makelaarspolis waarbij door partijen niet over de polisvoorwaarden pleegt te worden onderhandeld, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, (Chubb/Dagenstaed)).
4.6.
Partijen hebben over, onder meer, de oorzaak van het teruglopen van de dekdikte van het hoofddek, over corrosie-snelheid, de periode waarin ladingen met een te hoge concentratie H2S door de [naam schip] zouden zijn vervoerd en de voorzienbaarheid van de schade, uitgebreid stelling ingenomen, mede onder overlegging van deskundigenrapporten. Wat tussen partijen echter niet in geschil is, is dat het teruglopen van de dekdikte van het hoofddek het gevolg is van een corrosie-proces. Evenmin is in geschil dat (schade als gevolg van) corrosie van staal tijd vergt en dus niet van de een op andere dag ontstaat. Onbetwist is ook dat het bij de [naam schip] ook de nodige tijd heeft gekost dat het hoofddek door corrosie is ingeteerd.
4.7.
De rechtbank volgt [naam gedaagde] in de uitleg die zij aan artikel 4.9 onder 9 van de polisvoorwaarden geeft op basis van de bewoordingen van dit artikel. Uit de tekst van voornoemde polisvoorwaarde valt niet het door de [naam eiseres] gestelde onderscheid te maken tussen geleidelijke corrosie en excessieve corrosie. In de polisvoorwaarde wordt slechts gesproken van ‘beschadigingen die zijn ontstaan door een geleidelijke inwerking van corrosie’ en dus niet van geleidelijke corrosie zoals de [naam eiseres] stelt. Dat brengt met zich dat iedere vorm van corrosie is uitgesloten van dekking. De insluitingsbepaling bevestigt deze lezing nu uit deze bepaling volgt dat dekking enkel aan de orde is als sprake is van een plotselinge hevige uiting van de verontreiniging waardoor de geleidelijke inwerking van corrosie wordt ingezet. Tussen partijen is niet in geschil dat daarvan geen sprake is bij de [naam schip] .
Nu de polisvoorwaarden (schade als gevolg van) corrosie in algemene zin uitsluiten, gaat de rechtbank voorbij aan hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd over (de oorzaak van) de corrosie-schade.
4.8.
De rechtbank overweegt voorts dat van schade als gevolg van een gevaar van de vaart evenmin sprake is. De rechtbank is met [naam gedaagde] van oordeel dat aantasting van het dek door (componenten van) de lading geen specifiek gevaar is dat verbonden is aan de vaart. Overigens heeft de [naam eiseres] dit standpunt niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank ook gelet daarop aan deze stelling voorbij gaat.
4.9.
Het vorengaande betekent dat het verweer van [naam gedaagde] slaagt en de vordering van de [naam eiseres] zal worden afgewezen. De [naam eiseres] zal in de proceskosten worden veroordeeld van [naam gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij. Deze kosten worden begroot op € 2.345,00, te weten € 656,00 aan griffierecht en € 1.689,00 aan advocaatkosten (3 punten x tarief 563,00).
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van de [naam eiseres] af,
5.2.
veroordeelt de [naam eiseres] in de proceskosten van [naam gedaagde] . Deze kosten worden begroot op € 2.345,00,
5.3.
veroordeelt de [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de [naam eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2021.
3078/2054