In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en een onderlinge waarborgmaatschappij, gedaagde, over een verzekeringskwestie. De eiseres, eigenaar van een motortankschip, had een cascoverzekering afgesloten bij de gedaagde. Na een corrosieproces aan het hoofddek van het schip, dat leidde tot een afname van de dekdikte, verzocht de eiseres om dekking voor de reparatiekosten. De gedaagde weigerde dekking op basis van een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden die schade door geleidelijke corrosie uitsloot.
De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, inclusief de polisvoorwaarden en de argumenten van beide partijen. De eiseres stelde dat de schade het gevolg was van excessieve intering door een hoge concentratie waterstofsulfide in de lading, wat volgens haar niet onder de uitsluiting viel. De gedaagde voerde aan dat de schade door corrosie in het algemeen was uitgesloten.
De rechtbank oordeelde dat de tekst van de uitsluitingsclausule geen onderscheid maakte tussen geleidelijke en excessieve corrosie. De rechtbank volgde de uitleg van de gedaagde en concludeerde dat de schade als gevolg van corrosie niet gedekt was door de verzekering. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in verzekeringspolissen en de interpretatie daarvan in juridische geschillen.