Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
15 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 mei 2022. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool, voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs, het aanwezig hebben van cocaïne en witwassen van een geldbedrag. De zaak kwam voor de Hoge Raad omdat de verdachte in cassatie ging tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd bijgestaan door advocaat J. Kuijper. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twintig maanden naar negentien maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.