Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiseres] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op 14 februari 2023. De zaak betreft een geschil tussen [eiseres], die een rechtsbijstandsverzekering heeft bij ARAG, en ARAG zelf, die in de hoofdzaak door [eiseres] in vrijwaring is opgeroepen. De kantonrechter had de vordering van [eiseres] in de hoofdzaak toegewezen, maar de vordering in de vrijwaringszaak afgewezen. Na hoger beroep heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, maar [eiseres] was van mening dat het hof een onbegrijpelijk oordeel had gegeven door te stellen dat door alle partijen arrest was gevraagd, terwijl dit niet het geval was. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had beslist op het verzoek van [eiseres] om een mondelinge behandeling, wat in strijd is met de regels van het procesrecht. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd ARAG veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.