Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaken in het kort
2.Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.Feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
Factuur 2180331 ad € 4.958,68 excl. BTW (met bijbehorende urenspecificatie) te betalen door ARAG Rechtsbijstand. Ik zal deze nota ook rechtstreeks aan ARAG sturen met cc aan jou.
Factuur 2180332 ad € 3140,-- excl. BTW (met bijbehorende urenspecificatie) met het verzoek aan jou die te betalen binnen 14 dagen na factuurdatum.
Factuur 2180333 ad € 2.000,-- excl. BTW voorschotnota voor mijn werkzaamheden vanaf 31 augustus jl. in de ontslagzaak.
Factuur 2180334 ad € 2.000,-- excl. BTW voorschotnota voor mijn te verrichten werkzaamheden in de WOR-zaak (voorbereiding en bijstand ter zitting van 10 oktober a.s.).
4.Beoordeling
omdat [appellante] harerzijds doorging met het uiten van niet onderbouwde beschuldigingen, het traineren van de teruggaaf van de auto en omdat zij niet de medewerking verleende die van haar verwacht mocht worden aan het herplaatsingsonderzoek en mediation. Maar ook de frequentie, omvang en inhoud van haar e-mails geven geen blijk van de wens van [appellante] om een bijdrage te leveren aan een oplossing van het gerezen conflict." Tot slot is onbestreden de vaststelling door de kantonrechter dat na intrekking van het ontbindingsverzoek pogingen zijn ondernomen om de verhoudingen te verbeteren, maar dat deze zijn mislukt, zodat er na de intrekking van het eerste ontbindingsverzoek eigenlijk niet veel in de verhouding tussen [bedrijf] en [appellante] is veranderd. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat een zodanige samenhang bestaat tussen de eerste ontbindingsprocedure en de tweede ontbindingsprocedure alsook tussen de gebeurtenissen die tot deze beide procedures hebben geleid dat sprake is van een reeks met elkaar samenhangende gebeurtenissen in de zin van de polisvoorwaarden, waarvoor slechts één kostenmaximum geldt. Daaraan doet niet af dat (i) met het intrekken van het ontbindingsverzoek een einde is gekomen aan de eerste ontbindingsprocedure, (ii) de tweede ontbindingsprocedure een nieuwe procedure betreft en (iii) voor de tweede ontbindingsprocedure een nieuwe inspanning van de rechtshulpverlener is vereist. In beide procedures gaat het namelijk om de behoefte aan rechtsbijstand in verband met de door de werkgever gewenste beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [appellante] en aan beide ontbindingsprocedure ligt hetzelfde feitencomplex ten grondslag. Het voorval van de tweede ontbindingsprocedure dat voor [appellante] tot haar behoefte aan rechtsbijstand heeft geleid houdt voldoende verband met het eerdere voorval van de eerste ontbindingsprocedure om als een reeks van met elkaar samenhangende gebeurtenissen in de zin van de polis te worden aangemerkt waarvoor slechts één kostenmaximum geldt.