Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 december 2022. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1996, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, zoals geregeld in de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, E.E.W.J. Maessen, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd geklaagd over de afwijzing van een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak door het hof. Dit verzoek was gedaan op grond van ziekte van de verdachte, maar het hof achtte de verhindering door ziekte niet aannemelijk.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard en de redenen voor deze beslissing zijn te vinden in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:1387). De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en F. Posthumus, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.