ECLI:NL:GHSHE:2022:4623

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
20-000785-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 maart 2021. De verdachte, geboren in 1996 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. Tegen het vonnis van de politierechter heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep, omdat er geen grieven waren ingediend door of namens de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen schriftelijke bezwaren tegen het vonnis heeft ingediend, noch mondelinge bezwaren heeft opgegeven, en ook geen raadsman of raadsvrouw heeft gemachtigd om dit namens hem te doen.

Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het hof heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. M.L.P. van Cruchten, en de raadsheren mr. A.J.M. van Gink en mr. C.A. van Roosmalen, in aanwezigheid van griffier mr. H.M. Vos.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000785-21
Uitspraak : 15 december 2022
VERSTEK (dip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-037314-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, omdat door of namens de verdachte geen grieven zijn ingediend.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven of een raadsman of raadsvrouw heeft gemachtigd dit namens hem te doen en het hof niet van oordeel is dat de strafzaak desalniettemin onderzocht dient te worden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 15 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.