ECLI:NL:GHSHE:2022:4623
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 maart 2021. De verdachte, geboren in 1996 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. Tegen het vonnis van de politierechter heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep, omdat er geen grieven waren ingediend door of namens de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen schriftelijke bezwaren tegen het vonnis heeft ingediend, noch mondelinge bezwaren heeft opgegeven, en ook geen raadsman of raadsvrouw heeft gemachtigd om dit namens hem te doen.
Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het hof heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. M.L.P. van Cruchten, en de raadsheren mr. A.J.M. van Gink en mr. C.A. van Roosmalen, in aanwezigheid van griffier mr. H.M. Vos.