Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
8 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 april 2022. De verdachte, geboren in 1965, was betrokken bij meermalen gepleegde oplichting door een rechtspersoon. De Hoge Raad beoordeelde de cassatiemiddelen die door de verdediging waren ingediend, waarbij de advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, met uitzondering van de strafmaat. Dit oordeel was mede gebaseerd op eerdere uitspraken in samenhang met andere zaken. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van veertien maanden naar dertien maanden en drie weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft de strafmaat en verwierp het beroep voor het overige.