ECLI:NL:HR:2024:1339
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake ambtshalve vermindering inkomstenbelasting 2015
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door S.P. Girjasing, tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 maart 2023, nr. BK-22/00754, die op zijn beurt voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/2442). De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, alsook de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het Hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 27 september 2024, en het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.