ECLI:NL:HR:2024:1331

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
23/02651
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg pensioenreglement en dekking voor premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid na opzegging door vrijwillig aangesloten werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van ITSME B.V. tegen STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE NEDERLANDSE GROOTHANDEL (SPNG). ITSME, vertegenwoordigd door advocaat M.W. Scheltema, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 11 april 2023 werd gewezen. SPNG, vertegenwoordigd door advocaat M.S. van der Keur, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van ITSME over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van SPNG behoeft geen behandeling, aangezien het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principale beroep van ITSME verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak is voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02651
Datum27 september 2024
ARREST
In de zaak van
ITSME B.V.,
gevestigd te Breda,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Itsme,
advocaat: M.W. Scheltema,
tegen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE NEDERLANDSE GROOTHANDEL,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: SPNG,
advocaat: M.S. van der Keur.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 9031165 RL EXPL 21-2817 van de rechtbank Den Haag van 19 oktober 2021;
b. het arrest in de zaak 200.305.189/01 van het gerechtshof Den Haag van 11 april 2023.
Itsme heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
SPNG heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van Itsme heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Itsme in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SPNG begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Itsme deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
27 september 2024.