ECLI:NL:HR:2024:1312
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 februari 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de nummers BK-23/296 en BK-23/297. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 18 mei 2024 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief was volgens Track&Trace van PostNL afgehaald, maar het griffierecht was niet voldaan. Op 20 juni 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook per e-mail verzonden naar belanghebbende. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht op 20 juni 2024 had ontvangen, maar hij heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.