5.2.Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op aftrek van € 578 vanwege voorgeschreven medicijnen. Op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter c, Wet IB 2001 zijn kosten van farmaceutische hulpmiddelen die zijn verstrekt op voorschrift van een arts specifieke zorgkosten. Belanghebbende heeft voor € 72 nota’s voor medicijnen van een apotheek overgelegd. Daarmee heeft belanghebbende niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De Inspecteur heeft € 258 aan kosten voor medicijnen als specifieke zorgkosten aangemerkt. Naast de hierboven genoemde € 72 heeft de Inspecteur € 180 als kosten voor de aanschaf van paracetamol in aanmerking genomen. Met hetgeen belanghebbende heeft overgelegd heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan het bedrag dat de Inspecteur reeds in aftrek heeft toegestaan.
Uitgaven voor hulpmiddelen
5.3.1.Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op aftrek van € 754 vanwege hulpmiddelen. Op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter d, Wet IB 2001 zijn kosten van hulpmiddelen die van zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt specifieke zorgkosten. De door belanghebbende opgevoerde kosten hebben betrekking op de aanschaf van een elleboogkruk (€ 38,50), Tena Fix Premium stretchbroeken en de aanschaf van diverse wondverzorgingsmaterialen. Belanghebbende heeft slechts een nota overgelegd van de aanschaf van de elleboogkruk, een e-mail inzake de levering van de stretchbroeken waarin wordt verklaard dat deze niet worden vergoed door de zorgverzekeraar en screenshots van het overzicht van de bij zijn zorgverzekeraar ingediende declaraties.
5.3.2.Zoals de Inspecteur terecht heeft gesteld, zijn de kosten van de elleboogkruk uitgezonderd van de specifieke zorgkosten (artikel 6.18, lid 1, aanhef en letter h, Wet IB 2001 in verbinding met artikel 39a, aanhef en letter c van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001; Uitvoeringsregeling IB 2001). Ter zake van de Tena Fix Premium stretchbroeken en de aanschaf van diverse wondverzorgingsmaterialen heeft belanghebbende geen nota’s overgelegd. Daarmee heeft belanghebbende niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast.
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit
5.4.1.Op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter b, Wet IB 2001 zijn kosten van vervoer die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan specifieke zorgkosten. In aftrek komen de kosten van vervoer van en naar zorgverleners en de kosten die belanghebbende meer maakt dan een persoon die niet ziek of invalide is en die zich qua gezinssituatie en inkomens- en vermogenspositie in een vergelijkbare positie als belanghebbende bevindt, zogenoemde leefkilometers (vgl. Hoge Raad 15 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3847, BNB 2000/61). 5.4.2.Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op aftrek van € 10.962 aan vervoerskosten.
Volgens de Inspecteur heeft belanghebbende op basis van overgelegde stukken de volgende kosten (afgerond) aannemelijk gemaakt:
Wegenbelasting
€ 420
Onderhoudskosten
€ 153
€ 100
€ 124
€ 80
€ 457
ANWB lidmaatschap
€ 63
Kosten wasstraat
€ 240
Verzekeringen
€ 590
Afschrijvingskosten
€ 521
Brandstofkosten
€ 2.675
Subtotaal
€ 4.966
Verschil
€ 37
Totaaltelling Inspecteur
€ 5.003
5.4.3.Daarnaast heeft belanghebbende een factuur overgelegd voor de kosten van de huur van een auto in Marokko voor een bedrag van € 800, heeft hij € 944,75 aan taxikosten betaald en heeft hij van zijn zorgverzekeraar een tegemoetkoming in de kosten van vervoer gekregen van € 524,20. In totaal komen de kosten voor belanghebbende daarmee volgens de Inspecteur op € 6.248. Belanghebbende heeft niet gespecificeerd welke kosten zijn gemaakt voor vervoer van en naar zorgverleners en hoe hij is omgegaan met de vaststelling van leefkilometers.
5.4.4.Met de bewijsstukken die belanghebbende heeft overgelegd voldoet hij niet aan de op hem rustende bewijslast met betrekking tot de door hem opgevoerde vervoerskosten van € 10.962. Belanghebbendes stelling dat hij meer brandstofkosten heeft gemaakt, omdat hij veelvuldig contant heeft afgerekend bij het tanken maakt dit niet anders, nu belanghebbende hiervan geen bewijsstukken heeft overgelegd, zoals kassabonnen van het tankstation. De contante opnamen van de bankrekening van belanghebbende kunnen niet als zodanig dienen, aangezien de afschriften waaruit deze opnamen blijken geen indicatie geven van de besteding van de opgenomen bedragen.
5.4.5.1. De Inspecteur heeft € 2.913 aan vervoerskosten in verband met ziekte of invaliditeit in aftrek toegelaten als specifieke zorgkosten. Daarbij is de Inspecteur samengevat weergegeven als volgt te werk gegaan.
5.4.5.2. Allereerst heeft de Inspecteur op basis van de kilometerregistraties van de auto in de Nationale Autopas het aantal kilometers bepaald dat bij benadering aan 2019 kan worden toegerekend. Daartoe heeft bij het verschil tussen de kilometerstanden op 27 maart 2018 en 22 maart 2019 (26.799 kilometer) vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer het aantal dagen tussen beide data is (360) en de teller het aantal dagen in 2019 (81). De uitkomst van deze berekening is, afgerond, 6.031 kilometer. Hetzelfde heeft hij gedaan met het verschil tussen de kilometerstanden op 23 maart 2019 en 3 maart 2020 waarbij hij 284 van de 347 dagen heeft toegerekend aan 2019, hetgeen tot een uitkomst leidde van 18.719 kilometer. Volgens de Inspecteur is het totaal aantal kilometers dat met de auto in 2019 is gereden bij benadering 24.750. Bij wijze van controle heeft de Inspecteur het totaal van de door belanghebbende overgelegde met de pin afgerekende tankbeurten (€ 2.675) gedeeld door de gemiddelde prijs van een liter benzine in 2019 (€ 1,65) hetgeen uitkomt op 1.621 liter benzine. Uitgaande van een benzineverbruik van de auto van 5,9 liter per 100 kilometer leidt die berekening volgens de Inspecteur tot 27.399 kilometer. Volgens de Inspecteur ligt deze uitkomst voldoende dichtbij het door hem berekende benaderde aantal kilometers van 24.750 zodat uitgegaan kan worden van de door hem in aanmerking genomen brandstofkosten van € 2.675 en de totale autokosten van € 5.003.
5.4.5.3. De kosten per kilometer van de auto heeft de Inspecteur berekend door de autokosten (€ 5.003) te delen op het benaderde aantal gereden kilometers (24.750). De berekening komt uit op afgerond € 0,21 per kilometer.
5.4.5.4. Aan de hand van het door belanghebbende tijdens het hoorgesprek overgelegde afsprakenoverzicht, heeft de Inspecteur het aantal kilometers dat belanghebbende heeft gereden van en naar zorgverleners berekend op 2.875. De daarmee gemoeide kosten die als specifieke zorgkosten in aanmerking kunnen worden genomen heeft hij berekend op € 604.
5.4.5.5. Ten aanzien van het aantal leefkilometers is de Inspecteur als volgt te werk gegaan. De Inspecteur onderscheidt twee periodes in 2019. De eerste periode loopt van 1 januari tot 1 augustus 2019. Gedurende deze periode vormt belanghebbende een eenpersoonshuishouden. De tweede periode loopt van 1 augustus tot en met 31 december 2019. Gedurende deze periode vormt belanghebbende een tweepersoonshuishouden, omdat hij een gemeenschappelijke huishouding voert met de echtgenote.
5.4.5.6. Voor de eerste periode gaat de Inspecteur uit van een netto besteedbaar inkomen van belanghebbende van € 21.368, hetgeen ter zitting door belanghebbende niet is weersproken. Volgens gegevens van het CBS besteedt iemand met een dergelijk besteedbaar inkomen 7.9% van zijn inkomen aan vervoerskosten. Voor belanghebbende zou dit voor het hele jaar neerkomen op € 1.688 en voor de eerste periode (pro rata) op afgerond € 984. Van de totale autokosten van € 6.248 resteert na aftrek van de kosten voor het reizen van en naar afspraken van € 604 een bedrag van € 5.644; het gedeelte daarvan dat toerekenbaar is aan de eerste periode is € 3.293. Het verschil tussen dit bedrag en het bedrag dat een persoon die niet ziek of invalide is en die in een vergelijkbare gezinssituatie en inkomens- en vermogenspositie als belanghebbende verkeert is € 2.309.
5.4.5.7. Voor de tweede periode heeft de Inspecteur volgens dezelfde systematiek een berekening gemaakt, zij het dat hij bij die berekening ook het netto besteedbaar inkomen van de echtgenote en de vervoerskosten van de echtgenote, voorzover die kosten bij haar niet in aftrek zijn gekomen, in aanmerking heeft genomen. Bij die berekening is uitgegaan van een gezamenlijk netto besteedbaar inkomen van € 61.153, een besteding op basis van CBS gegevens van autokosten van € 8.561 (14%). Belanghebbende heeft dit ter zitting niet weersproken. Aangezien dit bedrag hoger is dan de vervoerskosten van belanghebbende en zijn echtgenote samen (na aftrek van de kosten van vervoer van en naar zorgverleners en het bedrag dat bij de echtgenote in aftrek is gekomen), bestaat voor de tweede periode geen recht op aftrek ter zake van leefkilometers.
5.4.5.8. Op basis van het bovenstaande heeft de Inspecteur, afgerond, € 2.913 aan vervoerskosten in verband met ziekte of invaliditeit als specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
5.4.5.9. Met de hiervoor onder 5.4.5.1 tot en met 5.4.5.8 weergegeven berekeningen heeft de Inspecteur, gelet op de onvolledige informatie die belanghebbende heeft aangeleverd, een redelijke benadering gemaakt van het bedrag aan vervoerskosten die belanghebbende als specifieke zorgkosten in aanmerking mag nemen.
5.4.6.Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat het verbruik van de auto niet 5,9 liter per 100 kilometer is, maar 7,2 liter. Ter zitting heeft de Inspecteur zich met dit standpunt verenigd. De Inspecteur berekent als gevolg hiervan dat de brandstofkosten van belanghebbende dan stijgen tot € 2.941 en de kosten per kilometer tot € 0,22. Doorgerekend zouden de aftrekbare kosten voor vervoer van en naar zorgverleners dan stijgen met € 29 en de aftrekbare kosten voor leefkilometers met € 139, in totaal € 168, zodat de uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit uitkomen op € 3.081; ook deze berekeningen wordt, aangezien deze door belanghebbende niet dan wel onvoldoende is bestreden, gevolgd. Met hetgeen belanghebbende heeft overgelegd heeft hij overigens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan het bedrag dat de Inspecteur met inachtneming van het voorgaande in aftrek toestaat.
5.5.1.Op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter g, Wet IB 2001 zijn kosten van extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven volgens bij ministeriële regeling te stellen regels specifieke zorgkosten. In artikel 38, lid 1, Uitvoeringsregeling IB 2001 is, voor zover hier van belang, bepaald dat uitgaven in aanmerking genomen worden voor een bedrag van € 300 dan wel, indien blijkt dat de uitgaven € 600 te boven gaan, voor een bedrag van € 750, indien de ziekte of invaliditeit tenminste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren.
5.5.2.Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op aftrek van € 750 voor kosten van extra beddengoed. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende bankafschriften overgelegd van pintransacties bij de [winkel 1] (afgerond € 2.428) en [winkel 2] (afgerond € 872).
5.5.3.Om voor het forfaitaire bedrag van € 750 in aanmerking te komen dient te blijken dat de extra uitgaven voor kleding en beddengoed meer dan € 600 zijn geweest. Met het woord ‘blijkt’ wordt bepaald dat belanghebbende overtuigend moet aantonen dat voor meer dan € 600 kosten zijn gemaakt.
5.5.4.Belanghebbende is met het slechts overleggen van bankafschriften met pintransacties bij de [winkel 1] en [winkel 2] daarin niet geslaagd, omdat uit de omschrijving op de bankafschriften niet kan worden afgeleid waar de gelden aan besteed zijn. Aangezien belanghebbende geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, zoals bijvoorbeeld kassabonnen met een omschrijving van de gekochte producten, heeft de Inspecteur de aftrek terecht beperkt tot € 300.
Genees- en heelkundige hulp
5.6.1.Op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter a, Wet IB 2001 zijn uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit worden gedaan voor genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen, specifieke zorgkosten. Op grond van artikel 6.17, lid 9, Wet IB 2001 dient sprake te zijn van een behandeling door een arts, een behandeling op voorschrift en, onder bepaalde voorwaarden, onder begeleiding van een arts door een paramedicus of een behandeling door een bij ministeriële regeling aan te wijzen paramedicus.
5.6.2.Belanghebbende maakt aanspraak op € 255 aan kosten van genees- en heelkundige hulp. Ter onderbouwing heeft belanghebbende facturen overgelegd van een niet vergoed bedrag aan tandartskosten (€ 5,44), facturen van [thuiszorgorganisatie] (€ 323,04 en € 223,87), een factuur van de behandeling door een natuurgeneeskundig therapeut (€ 30). Ter zake van de kosten van een schoonheidsspecialist (€ 74) is geen factuur overgelegd.
5.6.3.De factuur van de natuurgeneeskundige is gericht aan de echtgenote, zodat twijfel bestaat over de vraag of belanghebbende zelf op consult is geweest. Voorts heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts, zodat niet aannemelijk is geworden dat is voldaan aan het vereiste van artikel 6.17, lid 9, aanhef en letter b, Wet IB 2001. Een natuurgeneeskundige is evenmin een paramedicus als bedoel in artikel 6.17, lid 9, aanhef en letter b, Wet IB 2001 in verbinding met artikel 39, lid 1 Uitvoeringsregeling IB 2001. De kosten van de schoonheidsspecialist vallen onder geen enkele van de in artikel 6.17, lid 1, Wet IB 2001 genoemde categorieën van specifieke zorgkosten. Bovendien is geen factuur overgelegd. Tot een bedrag van € 104 zijn de kosten derhalve terecht niet in aftrek toegelaten. Ten aanzien van facturen van [thuiszorgorganisatie] is per factuur € 200,83 door de zorgverzekeraar vergoed, zodat € 122,21 en € 23,04 niet is vergoed. Het bedrag van € 5,44 betreft niet vergoede tandartskosten van de echtgenote. Deze kosten komen niet voor aftrek bij belanghebbende in aanmerking. Omdat de Inspecteur € 151 aan kosten voor genees- en heelkundige hulp in aftrek heeft toegelaten en belanghebbende slechts tot, afgerond, € 146 aan kosten aannemelijk kan maken, heeft de Inspecteur de kosten van genees- en heelkundige hulp niet voor een te laag bedrag in aanmerking genomen. Met hetgeen belanghebbende heeft overgelegd heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan het bedrag dat de Inspecteur reeds in aftrek heeft toegestaan.
5.7.1.Op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter h, Wet IB 2001 zijn uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit worden gedaan voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij de aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde specifieke zorgkosten, indien de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt gemeten langs de meeste gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer.
5.7.2.Belanghebbende heeft verklaard dat dit kosten betreft (€ 190) van zijn echtgenote die door haar worden gemaakt om naar het ziekenhuis te gaan als belanghebbende zelf voor behandeling naar het ziekenhuis is gereden. Aangezien dit geen kosten van belanghebbende zijn, en bovendien geen sprake is van bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen, komen ze niet voor aftrek in aanmerking.
Slotsom specifieke zorgkosten