ECLI:NL:HR:2024:1301
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over forensenbelasting en WOZ-waarde in de gemeente Ommen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden, [X1] en [X2], tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2024. De zaak betreft de aan belanghebbenden opgelegde aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2021 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ommen. De belanghebbenden hebben een woning in Ommen die niet hun hoofdverblijf is, en de belasting is geheven op basis van de WOZ-waarde van deze woning.
Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de WOZ-waarde geen verboden maatstaf van heffing is voor de forensenbelasting. Dit oordeel is door de Hoge Raad in cassatie beoordeeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van belanghebbenden tegen het oordeel van het Hof falen, en dat de heffing van forensenbelasting niet afhankelijk is van het in artikel 219 van de Gemeentewet bedoelde vermogen. De Hoge Raad heeft ook andere klachten van belanghebbenden beoordeeld, maar deze konden eveneens niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.