ECLI:NL:HR:2024:1145

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
23/03739
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning en verlof tenuitvoerlegging arbitraal eindvonnis in cassatie

In deze zaak hebben zeven verzoekers, allen wonende in de Filipijnen, cassatie ingesteld tegen de Staat Maleisië. De Hoge Raad behandelt een verzoek tot erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal eindvonnis. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit een arbitraal tussenvonnis van het Hooggerechtshof van Madrid, waarbij de benoeming van de arbiter werd nietig verklaard. Daarnaast is er sprake van een gebrek aan een arbitraal beding en een schorsing van de tenuitvoerlegging van het eindvonnis door het hof van beroep in Parijs. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers over de beschikking van het gerechtshof Den Haag beoordeeld, maar deze klachten kunnen niet leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de verzoekers in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03739
Datum6 september 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
6. [eiser 6],
7. [eiser 7],
allen wonende te [woonplaats], Filipijnen,
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaten: B.T.M. van der Wiel, R.R. Verkerk en L.V. van Gardingen,
tegen
DE STAAT MALEISIË,
gevestigd te Kuala Lumpur, Maleisië,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: Maleisië,
advocaten: J.W.M.K. Meijer, J.J. Valk en M.H.K. Jansen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.317.091/01 van het gerechtshof Den Haag van 27 juni 2023. [eisers] hebben tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Maleisië heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Maleisië begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 september 2024.