ECLI:NL:HR:2009:BH9030
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Bestorming van ADO-home door Ajax-supporters en de beoordeling van voorwaardelijk opzet in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de bestorming van het ADO-home door Ajax-supporters op 10 februari 2006, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van een misdrijf dat gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan supporters van ADO/FC Den Haag. De verdachte had samen met een ander een routebeschrijving, messen, benzine en andere voorwerpen in bezit die kennelijk bestemd waren voor het plegen van dit misdrijf. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht ter voorbereiding van dit delict, en had voorwaardelijk opzet als voldoende geacht voor de bewezenverklaring van het opzetvereiste uit artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling het middel van de verdachte verworpen, dat stelde dat voor het bewijs van opzet niet volstond dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, maar dat er een oogmerk vastgesteld moest worden. De Hoge Raad oordeelde dat deze opvatting onjuist was, gelet op de bewoordingen van artikel 46, eerste lid, en de wetsgeschiedenis. De Hoge Raad bevestigde daarmee de uitspraak van het Hof en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is van belang voor de uitleg van het opzetvereiste in het strafrecht, met name in gevallen van voorbereidingshandelingen voor een misdrijf.