Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beoordeling van het aanvullende verzoek en de aanvullende vordering
4.Beslissing
5 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis dat is gewezen in het kader van een geschil over de aanleg van een metrolijn in de Turkse stad Bursa. De eisers, Güriş c.s., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat hun vordering tot vernietiging had afgewezen. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de klachten van Güriş c.s. beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast hebben Güriş c.s. aanvullende verzoeken en vorderingen ingediend, waaronder het verzoek om een instantie aan te wijzen die van het geschil kennis kan nemen en een vordering om Bursa te gebieden af te zien van verdere bevoegdheidsincidenten. De Hoge Raad wijst deze verzoeken af, omdat in deze procedure geen ruimte bestaat voor beoordeling van aanvullende verzoeken en vorderingen. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep en wijst de aanvullende verzoeken af, waarbij Güriş c.s. in de kosten van het geding worden veroordeeld.
De uitspraak is gedaan op 5 juli 2024 door de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren F.R. Salomons en G.C. Makkink, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.