ECLI:NL:HR:2023:978

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
21/03964
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake mishandeling van een politieambtenaar en de motivering van het niet toestaan van nieuwe stukken in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een politieambtenaar door deze een kopstoot te geven, in strijd met artikel 300.1 jo 304.3 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had in hoger beroep verzocht om het overleggen van nieuwe stukken en kleurenfoto's tijdens zijn laatste woord, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante overwegingen herhaald uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2021:1503) over de bevoegdheid van de verdachte om nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn beslissing om het overleggen van de stukken en foto’s niet toe te staan, ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof had slechts het moment van het verzoek in aanmerking genomen, zonder de beginselen van een goede procesorde in acht te nemen. Hierdoor is de beslissing van het hof vernietigd en is de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het afwijzen van verzoeken tot het overleggen van nieuwe stukken in hoger beroep, en bevestigt de rechten van de verdachte in het proces.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03964
Datum27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2021, nummer 21-001730-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof om het overleggen van stukken en kleurenfoto’s door de verdachte bij het laatste woord niet toe te staan.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
“Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte deelt -zakelijk weergegeven- mede:
(...)
Voorts wil ik nog enkele stukken indienen en wil ik deze stukken aan het dossier toe laten voegen. Eén stuk dient om al hetgeen gevraagd en geëist opnieuw te eisen en te vragen in verband met een cassatie. Ik wil dit indienen om juridisch sterk te staan. Ook wil ik kleurfoto’s toevoegen aan het dossier ter verduidelijking van de afstanden en de toestand ter plaatse.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor het houden van beraad.
De voorzitter hervat het onderzoek en deelt mede dat verdachte te laat is met het overleggen van nieuwe stukken.”
2.3
Op grond van artikel 414 lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn de advocaat-generaal bij het ressortsparket en de verdachte bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid kan in voorkomende gevallen door de rechter worden getoetst aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daarover valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, als het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt. Als de rechter van oordeel is dat de beginselen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging worden overgelegd en dat die overlegging daarom niet kan worden toegestaan, zal de rechter deze beslissing moeten motiveren. (Vgl. HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1503.)
2.4
Het hof heeft bij de beslissing om het overleggen van de stukken en de foto’s tijdens het laatste woord van de verdachte niet toe te staan, slechts het moment waarop het verzoek is gedaan in aanmerking genomen. Het hof heeft daarmee, gelet op wat onder 2.3 is vooropgesteld, zijn beslissing ontoereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2023.