ECLI:NL:HR:2023:904

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
22/04596
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 30 november 2022. De Rechtbank had het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 7 april 2022 gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 28, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

De Hoge Raad concludeert dat tegen een uitspraak van de rechtbank waarbij het verzet gegrond is verklaard, geen beroep in cassatie openstaat. Dit betekent dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in belastingzaken, waarbij alleen in specifieke gevallen beroep in cassatie mogelijk is. De beslissing is openbaar uitgesproken en onderstreept de noodzaak voor belanghebbenden om goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheden en beperkingen van rechtsmiddelen in belastingzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/04596
Datum9 juni 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 30 november 2022, nr. ARN 21/5740 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 7 april 2022.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak van 30 november 2022 het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van 7 april 2022 gegrond verklaard en beslist over de vergoeding van de kosten die belanghebbende in verband met het gedane verzet heeft gemaakt.
1.2
Op grond van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie in samenhang gelezen met artikel 28, lid 2, AWR staat tegen de uitspraak van de rechtbank op verzet in een belastingzaak alleen beroep in cassatie open indien het verzet a) niet-ontvankelijk is verklaard, of b) ongegrond is verklaard. Geen beroep in cassatie staat open tegen een uitspraak van de rechtbank waarbij het verzet gegrond is verklaard [1] . Tegen een zodanige uitspraak staat uitsluitend het rechtsmiddel van hoger beroep open.
1.3
Gelet op hetgeen hiervoor in 1.2 is overwogen, moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.

Voetnoten

1.Zie HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:363, rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3.3.