ECLI:NL:HR:2023:802
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Minister van Financiën van Curaçao tegen belanghebbende inzake inkomstenbelasting en premies
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Minister van Financiën van Curaçao tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premies voor de jaren 2012 en 2013. De Minister van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, die op 10 februari 2021 is gedaan. Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.M. Kleine-van Dijk, heeft een verweerschrift ingediend en de Minister heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de Minister beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast is de Minister van Financiën van Curaçao veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het verzoek van belanghebbende om een vergoeding wegens renteverlies is afgewezen, omdat de toepasselijke voorschriften hiervoor geen grond bieden. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het griffierecht voor de Minister vastgesteld op € 541.