ECLI:NL:HR:2023:802

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
21/01533
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Minister van Financiën van Curaçao tegen belanghebbende inzake inkomstenbelasting en premies

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Minister van Financiën van Curaçao tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premies voor de jaren 2012 en 2013. De Minister van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, die op 10 februari 2021 is gedaan. Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.M. Kleine-van Dijk, heeft een verweerschrift ingediend en de Minister heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van de Minister beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast is de Minister van Financiën van Curaçao veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het verzoek van belanghebbende om een vergoeding wegens renteverlies is afgewezen, omdat de toepasselijke voorschriften hiervoor geen grond bieden. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het griffierecht voor de Minister vastgesteld op € 541.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01533
Datum26 mei 2023
ARREST
in de zaak van
de MINISTER VAN FINANCIËN VAN CURAÇAO
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 10 februari 2021, nrs. CUR2020H00074 tot en met CUR2020H00078 [1] , op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (nrs. CUR201800081 tot en met CUR201800085) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting, de premies ingevolge de AOV/AWW en de premies ingevolge de AVBZ.

1.Geding in cassatie

De Minister van Financiën van Curaçao, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.M. Kleine-van Dijk, heeft een verweerschrift ingediend.
De Minister van Financiën van Curaçao heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Kosten

De Minister van Financiën van Curaçao zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding wegens renteverlies. Dit verzoek kan niet worden toegewezen. De krachtens artikel 15a, lid 3, van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 29 AWR toepasselijke voorschriften bieden geen grond voor toewijzing van dit verzoek.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Minister van Financiën van Curaçao in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.
Van de Minister van Financiën van Curaçao wordt een griffierecht geheven van € 541.