ECLI:NL:HR:2023:800
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 mei 2021. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting had opgelegd over de periode van 12 september 2016 tot en met 15 september 2018, alsook een boetebeschikking. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A.J.J. Kreutzkamp, heeft de uitspraak van het Hof bestreden, waarbij de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. Tevens is een aanvullende klacht, ingediend op 15 september 2022, beoordeeld en afgewezen op basis van eerdere rechtsoverwegingen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.