Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
26 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Stichting Exodus Zuid Holland tegen twee werknemers, [werknemer 1] en [werknemer 2]. De werknemers vorderden een verklaring voor recht dat zij op basis van artikel 6.14 van de cao recht hadden op 100% salaris voor hun slaapdiensten, die zij sinds maart 2013 verrichtten. De kantonrechter had de vorderingen van de werknemers afgewezen, omdat deze niet uitsluitend slaapdiensten verrichtten. Het hof had echter de vorderingen van de werknemers toegewezen, wat leidde tot cassatie door Exodus.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de cao door het hof onjuist was. De Hoge Raad stelde vast dat de werknemers niet uitsluitend slaapdiensten verrichtten, omdat zij ook andere werkzaamheden uitvoerden die niet onder de definitie van slaapdienst vielen. De Hoge Raad bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij werd geoordeeld dat de werknemers niet recht hadden op de volledige vergoeding voor hun slaapdiensten. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van cao-bepalingen en de voorwaarden waaronder werknemers recht hebben op bepaalde vergoedingen.
De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van cao-bepalingen in de sector en de rechten van werknemers die in vergelijkbare functies werkzaam zijn. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de voorwaarden waaronder werknemers aanspraak kunnen maken op cao-vergoedingen, met name in situaties waarin de werkzaamheden niet uitsluitend bestaan uit slaapdiensten.