ECLI:NL:HR:2023:789

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
23/00006
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake ambtshalve vermindering inkomstenbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, een individu uit [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had eerder het verzoek van belanghebbende om ambtshalve vermindering van de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 afgewezen. Belanghebbende stelde dat hij niet op de juiste wijze was uitgenodigd voor de zitting van het Hof, omdat hij de uitnodigingen niet had ontvangen. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende op de wettelijk vereiste wijze was uitgenodigd, wat leidde tot de afwijzing van zijn beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het oordeel van het Hof onvoldoende was gemotiveerd. De verzendstatus van PostNL en de onduidelijkheid over het bezorgadres lieten ruimte voor twijfel of de uitnodiging daadwerkelijk op het juiste adres was bezorgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van belanghebbende slaagde, waardoor de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00006
Datum26 mei 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, nr. BK-ARN 21/00693 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 20/2437) betreffende een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Uitgangspunten in cassatie

2.1
Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 ambtshalve te verminderen. De Inspecteur heeft het verzoek afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof.
2.2
Het onderzoek ter zitting van het Hof heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Belanghebbende is zonder bericht niet verschenen. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende op de wettelijk vereiste wijze is uitgenodigd voor de zitting. Het heeft daartoe overwogen dat belanghebbende bij aangetekende brief van 22 augustus 2022 is uitgenodigd voor de zitting en dat die brief volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] te [Z] . De brief is vervolgens met bericht inzake afhalen neergelegd op een PostNL-punt. Nadat de brief niet was afgehaald, heeft PostNL de brief retour gezonden aan het Hof. De griffier heeft op 8 september 2022 de uitnodiging nogmaals per gewone post verzonden naar het adres waarop belanghebbende staat ingeschreven ( [a-straat 1] te [Z] ).

3.Beoordeling van de klachten

3.1
Met zijn eerste klacht betoogt belanghebbende dat hij door het Hof niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord omdat hij de brieven van 22 augustus 2022 en 8 september 2022 niet heeft ontvangen. Bij repliek heeft belanghebbende zijn klacht onderbouwd met behulp van een bij het Hof opgevraagde kopie van de door PostNL retour gezonden envelop van de brief van 22 augustus 2022. Op de voor de retourzending door PostNL aangebrachte adressticker staat onder het postadres van het Hof vermeld ‘( [postcode] [2] )’, kennelijk als het oorspronkelijke bezorgadres. In het dossier bevindt zich bovendien een ‘verzendstatus’ van PostNL betreffende de brief van 22 augustus 2022. Daarop staat als belanghebbendes adres vermeld [a-straat 2] , [postcode] , [Z] .
3.2
In het licht hiervan behoefde het oordeel van het Hof dat belanghebbende op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgenodigd nadere motivering. De ‘verzendstatus’ van PostNL en de vermelding ‘ [postcode] [2] ’ laten immers de mogelijkheid open dat de brief van 22 augustus 2022 niet op belanghebbendes adres [a-straat 1] is bezorgd, maar op [a-straat 2] . De klacht slaagt derhalve. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
3.3
De overige klachten behoeven geen behandeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, en
- verwijst het geding naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.