ECLI:NL:HR:2023:693

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
22/01448
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van contractuele bonusaanspraak door werkgever in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van ENTERPRISE SERVICES NEDERLAND B.V., h.o.d.n. DXC TECHNOLOGY (hierna: DXC), tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. DXC had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 18 januari 2022 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het hof. De advocaat van DXC, S.F. Sagel, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat R.L.M.M. Tan, een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend. De Advocaat-Generaal B.J. Drijber heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van DXC over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van DXC verworpen en DXC veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien DXC deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01448
Datum12 mei 2023
ARREST
In de zaak van
ENTERPRISE SERVICES NEDERLAND B.V. h.o.d.n. DXC TECHNOLOGY,
gevestigd te Rijswijk,
EISERES tot cassatie,
hierna: DXC,
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: R.L.M.M. Tan.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 7272035 CV EXPL 18-22684 van de kantonrechter te Amsterdam van 13 december 2018, 21 maart 2019 en 5 maart 2020;
b. het arrest in de zaak 200.278.795/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 januari 2022.
DXC heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt DXC in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien DXC deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
12 mei 2023.