Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
12 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van ENTERPRISE SERVICES NEDERLAND B.V., h.o.d.n. DXC TECHNOLOGY (hierna: DXC), tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. DXC had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 18 januari 2022 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het hof. De advocaat van DXC, S.F. Sagel, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat R.L.M.M. Tan, een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend. De Advocaat-Generaal B.J. Drijber heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van DXC over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van DXC verworpen en DXC veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien DXC deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan.