ECLI:NL:HR:2023:684

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
23/00121
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens medeplegen van oplichting en poging tot oplichting na schending van procesrechten

Op 9 mei 2023 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 23/00121. De aanvraag tot herziening is ingediend door W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in 1978 is geboren. De herziening is aangevraagd naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 10 januari 2023, waarin is vastgesteld dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is geschonden. Dit betreft de procedure die heeft geleid tot de veroordeling van de aanvrager door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2014, waarbij de aanvrager is veroordeeld voor medeplegen van oplichting en poging tot oplichting tot een gevangenisstraf van vijftien maanden.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de gronden van de conclusie van de advocaat-generaal E.J. Hofstee gevolgd, die heeft geconcludeerd dat de aanvraag tot herziening gegrond is. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat de aanvrager niet de mogelijkheid heeft gehad om drie getuigen te ondervragen die belastende verklaringen hebben afgelegd, en dat deze verklaringen zijn gebruikt voor het bewijs. Dit vormt een schending van de procesrechten van de aanvrager, wat de noodzaak van herziening onderstreept.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe berechting. Tevens is de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest van het gerechtshof bevolen. Deze uitspraak is van belang voor het rechtsherstel van de aanvrager en benadrukt de noodzaak van een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door het EVRM.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00121 H
Datum9 mei 2023
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 oktober 2014, nummer 21-002680-14, ingediend door W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor 1., 3. en 4. “medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd” en 2. “medeplegen van poging tot oplichting” tot een gevangenisstraf van vijftien maanden.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag is gebaseerd op een naar aanleiding van een klacht van de aanvrager gedane uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 10 januari 2023, no. 34507/16, waarin is vastgesteld dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid. Deze uitspraak is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.1.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, daarbij voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 3 oktober 2014 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de strafzaak van de aanvrager zal bevelen, en de zaak op de voet van artikel 472 lid 1 Sv, in verbinding met artikel 471 lid 1 Sv, zal verwijzen naar een ander gerechtshof, opdat de zaak opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

4.Beoordeling van de aanvraag

Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie onder 4.3-4.6 vermelde gronden is de aanvraag gegrond.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van artikel 472 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 mei 2023.