ECLI:NL:HR:2023:676
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Cmilansky, tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2022. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat er geen wettelijke basis is voor het indienen van een cassatieberoep tegen uitspraken van de bestuursrechter, in dit geval de Raad van State. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.