Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
9 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 november 2021. De verdachte, geboren in 1980, was in hoger beroep veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol op een snorfiets. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat B.J.W. Tijkotte. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De kern van de zaak betreft de vraag of het hof terecht heeft geoordeeld dat voldaan is aan de strikte waarborgen van artikel 13.1.d (oud) van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, met betrekking tot de tijdige bezorging van bloedmonsters aan het laboratorium. Het hof had vastgesteld dat er acht dagen verstreken waren tussen de bloedafname en de bezorging van het monster aan het laboratorium in Duitsland. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.