Het hof heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
[verweerders] bestrijden niet dat vanwege het niet voldoen aan de verplichting tot tijdige publicatie van de jaarrekeningen vast staat dat [verweerders] hun taak als bestuurder onbehoorlijk hebben vervuld en dat de onbehoorlijke taakvervulling wordt vermoed een belangrijke oorzaak te zijn van de faillissementen. [verweerders] hebben te bewijzen aangeboden dat het onbehoorlijk bestuur dat gelegen is in het te laat deponeren van de jaarrekening geen belangrijke oorzaak van het faillissement van de [D-groep] geweest is. Met dit bewijsaanbod is mede bedoeld het aannemelijk maken van een andere faillissementsoorzaak. Behoefte bestaat aan voorlichting daarover door een deskundige. (rov. 3-7 van het eerste tussenarrest)
Uit de bevindingen van de deskundige blijkt van een al geruime tijd voortdurende verwijtbare verwaarlozing van essentiële onderdelen van de bestuurstaak in een periode waarin de verslechterende situatie nu juist om alertheid en ingrijpen vroeg. Ondertussen werd wel gewerkt aan een financiële/juridische reorganisatie/herschikking, waardoor, aldus de deskundige, op een kritisch moment de liquiditeit en solvabiliteit van de onderling verbonden vennootschappen van de [D-groep] verslechterden. (rov. 9 van het eindarrest)
Die financiële/juridische reorganisatie/herschikking vond plaats door het verplaatsen, door middel van cessies van (achtergestelde) geldleningen, het onderling verrekenen van vorderingen en schulden en het doen van dividenduitkeringen. De in dit kader gesloten transacties hadden telkens op enigerlei wijze tot resultaat dat tegoeden of voordelen terechtkwamen bij andere aan [verweerders] gelieerde vennootschappen dan bij de (jegens de schuldeisers) onderling verbonden vennootschappen van de [D-groep]. De onderling verbonden vennootschappen van de [D-groep] ondervonden in die zin nadeel van deze transacties dat daardoor de liquiditeit, de solvabiliteit en de financiële weerbaarheid van die groep op een kritiek moment zijn verslechterd. Deze transacties zijn om die reden ernstig verwijtbaar aan [verweerders] (rov. 10 van het eindarrest)
Het samenstel van transacties heeft volgens de deskundige geleid tot incidenteel en structureel hogere lasten en een slechtere solvabiliteit en liquiditeit. De herschikking was daarom geen bruikbaar middel bij een streven naar continuïteit. [verweerders] zijn niet erin geslaagd de kritiek op de transacties te weerleggen. Uit wat zij hebben aangevoerd blijkt bijvoorbeeld niet dat en waarom deze onverplichte transacties, behalve goed voor henzelf/de niet gebonden vennootschappen, wel degelijk ook een probaat middel waren om de naderende faillissementen af te wenden. (rov. 12 van het eindarrest)
De slotsom is dat de curator met recht kennelijk onbehoorlijk bestuur aan [verweerders] verwijt. De combinatie van, aan de ene kant, het niet ‘
in control’ zijn van de organisatie, waardoor tijdig en adequaat ingrijpen in een verslechterende situatie die daarom vroeg achterwege bleef, en, aan de andere kant, het juist in die penibele situatie doorvoeren van een complexe financiële herschikking, waarvan het resultaat was dat tegoeden of voordelen terechtkwamen bij andere aan [verweerders] gelieerde vennootschappen dan bij de (jegens de schuldeisers) onderling verbonden vennootschappen van de [D-groep], maakt het doen en laten van [verweerders] als bestuurders ernstig verwijtbaar. Voldoende aangetoond is dat deze kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van de faillissementen. Een consequentie hiervan is dat [verweerders] er niet in zijn geslaagd om te ontzenuwen dat de faillissementen aan hun onbehoorlijk bestuur zijn te wijten. (rov. 13 van het eindarrest)
Alle omstandigheden in aanmerking nemende – waaronder de op zichzelf genomen geringe beloning van [R.] en [J.] (gedurende enkele jaren), het ontbreken van concrete aanwijzingen dat zij zich daadwerkelijk persoonlijk op grove/ontoelaatbare wijze hebben verrijkt en de beperkte winstgevendheid van de activiteit – bestaat aanleiding om de aansprakelijkheid te beperken tot 10% van het boedeltekort. (rov. 15 van het eindarrest)