ECLI:NL:HR:2023:600

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
16 april 2023
Zaaknummer
20/04206
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op geldbedrag in het kader van strafrechtelijke procedure en de rol van belanghebbenden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. Het betreft een klaagschrift ingediend door de klaagster, die zich verzet tegen het beslag op een geldbedrag van € 2.460, dat was aangetroffen in de woning van haar halfbroer. De halfbroer was verdacht van handel in cocaïne en heroïne en is inmiddels veroordeeld. De centrale vragen in deze procedure waren of de rechtbank de moeder van de halfbroer als belanghebbende had moeten informeren over de behandeling van het klaagschrift en of de klaagster redelijkerwijs als rechthebbende op het geldbedrag kon worden beschouwd.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was genomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de klaagster wordt verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt de rol van de rechtbank in het informeren van belanghebbenden en de criteria voor het erkennen van rechthebbenden in beslagzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04206 B
Datum18 april 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 1 december 2020, nummer RK 19/2731, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te op [geboortedatum] 1997,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2023.