ECLI:NL:HR:2023:591
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 4 januari 2023 per aangetekende brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Deze aangetekende brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna de griffier het griffierecht opnieuw per gewone brief heeft verzonden. Ondanks deze pogingen is het griffierecht niet voldaan door belanghebbende.
Op 2 februari 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. Dit bericht is ook per e-mail verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 2 februari 2023, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren.
Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 14 april 2023.