ECLI:NL:HR:2023:591

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
22/03041
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 4 januari 2023 per aangetekende brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Deze aangetekende brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna de griffier het griffierecht opnieuw per gewone brief heeft verzonden. Ondanks deze pogingen is het griffierecht niet voldaan door belanghebbende.

Op 2 februari 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. Dit bericht is ook per e-mail verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 2 februari 2023, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren.

Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 14 april 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03041
Datum14 april 2023
ARREST
op het door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 4 januari 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 2 februari 2023 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 2 februari 2023 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 2 februari 2023. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.