ECLI:NL:HR:2023:568
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijstelling van omzetbelasting voor diensten door winst beogende ondernemers
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X1] B.V. en de fiscale eenheid [X2] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de vraag of bepaalde diensten die door de belanghebbenden zijn verricht, vrijgesteld zijn van omzetbelasting op grond van artikel 11, lid 1, letter f, van de Wet op de omzetbelasting 1968, in samenhang met artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 en de relevante posten in Bijlage B bij dat besluit, alsook artikel 132, lid 1, letter g, van de BTW-richtlijn 2006.
De belanghebbenden hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2020, waarin het Hof had geoordeeld dat de diensten niet vrijgesteld zijn van omzetbelasting. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in geding zijnde diensten zijn verricht door een besloten vennootschap, wat impliceert dat met deze prestaties winst is beoogd. Dit leidt tot de conclusie dat de prestaties niet kunnen worden vrijgesteld van omzetbelasting, zoals eerder uiteengezet in een vergelijkbare zaak.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.