Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
Volgens de Inspecteur komen de door belanghebbende verrichte diensten van budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering niet in aanmerking voor eenvrijstelling van omzetbelasting. Hij heeft daarom de onderhavige naheffingsaanslagen over het jaar 2011 en over het jaar 2015 aan belanghebbende opgelegd.
Volgens het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door hem verleende diensten van budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering zijn gericht op het voorkomen of oplossen van een problematische schuldsituatie. Daarom vallen die diensten niet onder schuldhulpverlening als bedoeld in post b.33 van Bijlage B, aldus het Hof. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet meer gedaan dan administratieve en geautomatiseerde werkzaamheden die inherent zijn aan het beheren van het budget van de desbetreffende cliënt. In dit opzicht concurreert belanghebbende met andere administratiekantoren, aldus het Hof.
3.Beoordeling van de middelen
De besluitgever heeft in Bijlage B in een algemene aantekening, voor zover hier van belang, bepaald dat de in letter b van Bijlage B bedoelde instellingen niet systematisch het maken van winst mogen beogen en, zo er wel winst wordt gemaakt, zij deze niet mogen uitkeren maar moeten aanwenden voor de instandhouding of verbetering van de leveringen en diensten die worden verleend. Hierop is in die algemene aantekening een uitzondering gemaakt voor de instellingen bedoeld in de posten b.29 en b.33. Die posten betreffen instellingen voor algemeen maatschappelijk werk en bedrijfsmaatschappelijk werk respectievelijk instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening. De besluitgever heeft aldus de volgens de posten b.29 en b.33 van Bijlage B vrijgestelde prestaties niet afhankelijk gesteld van de in artikel 11, lid 1, letter f, van de Wet neergelegde voorwaarde dat de vrijstelling alleen kan worden toegepast indien met de desbetreffende prestaties geen winst wordt beoogd.
De vrijstellingen van posten b.29 en b.33 van Bijlage B kunnen alleen worden toegepast bij instellingen die niet systematisch winst beogen. Voor deze – niet winst beogende – instellingen geldt dat ook zij de in die posten bedoelde vrijstellingen niet deelachtig kunnen worden indien door het toepassen van die vrijstellingen een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van instellingen die wel systematisch winst beogen. Indien komt vast te staan dat een groot deel van de instellingen bedoeld in posten b.29 en b.33 in meer of mindere mate winstbeogend zijn, zoals ook het uitgangspunt is van de toelichting op het Besluit van 15 december 2005, zal dat daardoor ertoe kunnen leiden dat ook niet-winstbeogende instellingen de vrijstelling van post b.29 en/of post b.33 niet deelachtig kunnen worden.