Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over huur woonruimte. De eiseres tot cassatie, [huurder], heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 januari 2022. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Almelo en eerdere arresten van het hof. De zaak betreft de verplichting van de verhuurder om gebreken aan de gehuurde woonruimte te herstellen, zoals vastgelegd in artikel 7:206 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van [huurder] over het arrest van het hof beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [huurder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verhuurders] zijn begroot op nihil.