ECLI:NL:HR:2023:566

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
22/01201
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte en de verplichting van de verhuurder tot herstel van gebreken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over huur woonruimte. De eiseres tot cassatie, [huurder], heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 januari 2022. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Almelo en eerdere arresten van het hof. De zaak betreft de verplichting van de verhuurder om gebreken aan de gehuurde woonruimte te herstellen, zoals vastgelegd in artikel 7:206 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van [huurder] over het arrest van het hof beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [huurder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verhuurders] zijn begroot op nihil.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01201
Datum14 april 2023
ARREST
In de zaak van
[huurder],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [huurder],
advocaat: J. van Weerden,
tegen
1. [verhuurder 1],
2. [verhuurder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verhuurders],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 6832573 \ CV EXPL 18-1182 van de kantonrechter te Almelo van 2 augustus 2018, 19 februari 2019 en 11 juni 2019;
b. de arresten in de zaak 200.266.684 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2020, 20 oktober 2020 en 4 januari 2022.
[huurder] heeft tegen het arrest van het hof van 4 januari 2022 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verhuurders] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [huurder] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [huurder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verhuurders] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
14 april 2023.