Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
31 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/04767. De zaak betreft een koop- en aannemingsovereenkomst met betrekking tot een jacht. De centrale vraag was of van de opdrachtgever kan worden gevergd dat hij de werf in de gelegenheid stelt om gebreken te herstellen. De eiser tot cassatie, aangeduid als [opdrachtgever], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag. De verweerders in cassatie, gezamenlijk aangeduid als [verweerders], hebben een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de eerdere arresten van het hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.015,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.