ECLI:NL:HR:2023:517

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
21/04767
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verplichting van de opdrachtgever om gebreken te herstellen in een koop- en aannemingsovereenkomst met betrekking tot een jacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/04767. De zaak betreft een koop- en aannemingsovereenkomst met betrekking tot een jacht. De centrale vraag was of van de opdrachtgever kan worden gevergd dat hij de werf in de gelegenheid stelt om gebreken te herstellen. De eiser tot cassatie, aangeduid als [opdrachtgever], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag. De verweerders in cassatie, gezamenlijk aangeduid als [verweerders], hebben een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de eerdere arresten van het hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.015,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04767
Datum31 maart 2023
ARREST
In de zaak van
[opdrachtgever],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [opdrachtgever],
advocaat: P.J. Tanja, aanvankelijk K. Teuben,
tegen
1. [de V.O.F.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: M.E. Franke.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/531093 / HA ZA 17-435 van de rechtbank Den Haag van 28 juni 2017 en 28 maart 2018;
b. de arresten in de zaak 200.242.375/01 van het gerechtshof Den Haag van 31 maart 2020 en 17 augustus 2021.
[opdrachtgever] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [opdrachtgever] mede door M.W. Bakker.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [opdrachtgever] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [opdrachtgever] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 7.015,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
31 maart 2023.