9.3[deskundige 3]: “
Technisch gezien is het [herstel] mogelijk. Er zijn constructienormen waarin staat dat er in beginsel dubbelzijdig gelast moet worden. Het gaat om de algemene opvatting van goed vakmanschap. (…) Op een aantal punten is niet dubbelzijdig gelast wat wel had moeten gebeuren. De spanten kunnen afwisselend gelast worden om en om. Zigzaglassen of kettinglassen is goed vakmanschap, maar ook hier zitten een aantal gebreken in. (…)
Mijn conclusie is dat het herstel valt onder de richtlijn (major craft conversion) en dat er alsnog her-gecertificeerd zou kunnen worden. Het is een module A, waarbij een eigen verklaring van de werf afgegeven moet worden. Als vervolgmodule kan men de PCA toepassen. Op verschillende manieren kan alsnog via de supervisie van een notified body worden gecertificeerd. Dit zou in principe ook voor dit schip geregeld kunnen worden. Ik heb dit destijds overlegd met dhr. [naam] (Inspecteur Leefomgeving en Transport), hij heeft dit bevestigd. (…) U vraagt mij of de smet weg is indien de boot aan het PCA traject voldoet. Ik kan u vertellen dat de historie traceerbaar blijft. Indien de boot hersteld wordt naar de nieuwste normen, is de boot verkoopbaar en voldoet aantoonbaar aan de CE-eisen.
U vraag mij of een notified body onafhankelijk is. Naar mijn idee is een notified body onafhankelijk.”
10. Het hof komt naar aanleiding van de verklaringen van de deskundigen tot de volgende bevindingen:
- i) De constructieve gebreken aan het jacht zijn technisch gezien (100%) te herstellen;
- ii) Herstel onder een PCA-traject, onder toezicht van een notified body, is mogelijk zodat alsnog een CE-markering kan worden verkregen;
- iii) De notified body die de PCA afgeeft kan beoordelen of de boot aan de CE-eisen voldoet, ook op technisch vlak;
- iv) Een notified body is onafhankelijk en wordt op een zodanige manier gecontroleerd, dat gewaarborgd wordt dat de boot na herstel onder een PCA-traject aan de CE-eisen voldoet.
- v) Indien de boot onder toezicht van een notified body wordt hersteld, is de boot verkoopbaar en voldoet aantoonbaar aan de CE-eisen.
Tegen deze achtergrond moet de conclusie zijn dat niet is komen vast te staan dat geen goed resultaat van de herstelwerkzaamheden door [handelsnaam VOF] c.s. is te verwachten. Dat [handelsnaam VOF] c.s. de omvang van de gebreken – naar [appellant] stelt – niet volledig erkent, doet hier niet aan af. [handelsnaam VOF] c.s. heeft erop gewezen dat de door haar (met de notified body) gesloten CE-Keuringsovereenkomst erin voorziet dat onder toezicht van de notified body de werkzaamheden die nodig zijn voor een CE-markering worden uitgevoerd en dat zij op grond van die overeenkomst gehouden zal zijn wijzigingen te implementeren die de notified body opdraagt. Hieraan kan ook niet afdoen dat [appellant] zijn jacht al meerdere keren heeft moeten laten herstellen door of op kosten van [handelsnaam VOF] c.s. Door [appellant] is niet concreet weersproken dat de klachten zoals vermeld op de gebrekenlijsten van 2013 en 2014 door [handelsnaam VOF] c.s. zijn hersteld, waarna die klachten waren verholpen.
11. [appellant] heeft verder betoogd dat het tijdsbeslag dat gemoeid zal zijn met de reparaties groot is, omdat de boot kaal moet tot op het casco volgens de deskundigen. [handelsnaam VOF] c.s. heeft dit laatste gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat herstel mogelijk is binnen een termijn van ca. 4 weken. Zij heeft (meermalen) aangeboden dat dat herstel buiten het vaarseizoen kan plaatsvinden en heeft aangegeven bereid te zijn de herstelwerkzaamheden ten behoeve van [appellant] zo in te plannen dat [appellant] daarvan geen enkele hinder ondervindt. In het licht van deze betwisting door [handelsnaam VOF] c.s. heeft [appellant] onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat niet valt aan te nemen dat het herstel binnen redelijke termijn kan worden voltooid.
12. Het voorgaande brengt mee dat de door [appellant] gestelde omstandigheden niet tot het oordeel kunnen leiden dat herstel van het jacht door [handelsnaam VOF] c.s. niet van hem gevergd kan worden. Dit betekent dat grief III faalt.
13. [appellant] beklaagt zich er in grief IV over dat de rechtbank ten aanzien van de overige gebreken zoals vermeld in het rapport van [deskundige 1] heeft geoordeeld dat [appellant] hierover te laat heeft geklaagd (artikel 7:23 lid 1 BW) en dat zijn aanspraken uit hoofde daarvan zijn verjaard op grond van artikel 7:23 lid 2 BW. De rechtbank heeft overwogen dat voldoende is komen vast te staan dat [appellant] de door [deskundige 1] gestelde overige gebreken bij de oplevering op 13 juli 2013 of kort daarna heeft ontdekt, maar zich daarover pas in december 2016, derhalve pas 3,5 jaar later, heeft beklaagd.
14. Ook deze grief faalt. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit berust, en maakt deze tot het zijne. [appellant] heeft in hoger beroep geen (nieuwe) feiten aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. [appellant] bevestigt juist dat hij de door [deskundige 1] geconstateerde gebreken ook zelf al had gezien, maar dat hij daarover niet (eerder) heeft geklaagd. Het hof gaat - net als de rechtbank - voorbij aan de stelling van [appellant] dat van hem niet gevergd kan worden gelet op de hoeveelheid problemen dat hij klaagt over ieder afzonderlijk gebrek. [appellant] heeft die stelling in hoger beroep niet met nieuwe argumenten onderbouwd. Deze stelling vindt ook overigens geen steun in de wettelijk regeling van de klachtplicht, die juist strekt ter bescherming van de belangen van de verkoper tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Het hof passeert ook het betoog van [appellant] dat [handelsnaam VOF] c.s. niet in haar belangen wordt geschaad doordat [appellant] nu alsnog klaagt over (nieuwe) problemen omdat de boot om de constructie technische gebreken te herstellen – naar [appellant] stelt – feitelijk opnieuw opgebouwd moet worden. Wat daar ook van zij (door [handelsnaam VOF] c.s. is gemotiveerd betwist dat de boot opnieuw opgebouwd moet worden), dit betoog doet er niet aan af dat [handelsnaam VOF] c.s. nadeel lijdt als gevolg van het tijdsverloop tussen de oplevering en de thans gestelde gebreken omdat niet meer kan worden vastgesteld of sprake is van gebreken, opgelopen gebruiksschade en/of door [appellant] zelf verrichte aanpassingen aan het jacht, zoals door [handelsnaam VOF] c.s. is betoogd. Uit het voorgaande vloeit tevens voort dat niet geoordeeld kan worden dat een beroep door [handelsnaam VOF] c.s. op de schending van de klachtplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
15. De slotsom is dat het hoger beroep faalt en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder de kosten van de deskundigen die door [appellant] reeds (voorlopig) waren gedragen.