ECLI:NL:HR:2023:439

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
22/03074
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A.A. Kan, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 juli 2022, waarin de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland werden behandeld. De Rechtbank had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2009 tot en met 2014, alsook een aanslag voor het jaar 2015 en een navorderingsaanslag in het recht van successie opgelegd aan belanghebbende. De Hoge Raad oordeelde dat het middel slaagde op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2023:358) en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft ook beslist dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden aan belanghebbende, inclusief het griffierecht van € 136 en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op € 1.674. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren J. Wortel, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, met waarnemend griffier F. Treuren aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03074
Datum24 maart 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 juli 2022, nrs. 21/00414 tot en met 21/00420 [1] , op de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 20/1724 tot en met HAA 20/1729 en HAA 20/2751) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2009 tot en met 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, een navorderingsaanslag in het recht van successie en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.A. Kan, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/03073 (ECLI:NL:HR:2023:358), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 22/03073 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding moet worden toegekend.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 136, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op de helft van € 3.348, derhalve € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.