ECLI:NL:HR:2023:433

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
21/00616
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging met mes in ’s-Gravenhage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 februari 2021. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij een gewelddadig voorval in 2019 in ’s-Gravenhage, waarbij hij binnen een tijdsbestek van een half uur drie willekeurige voorbijgangers met een mes heeft gestoken en bedreigd. De feiten betroffen poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging, zoals omschreven in de artikelen 287, 300.1 en 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat R.A. Kaarls, beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft daarom besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, conform artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00616
Datum21 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 februari 2021, nummer 22-001770-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A. Kaarls, advocaat te 's‑Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 maart 2023.