ECLI:NL:HR:2023:373

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
22/03329
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake digitale indiening door rechtsbijstandverlener

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens V.O.F. [X] te [Z]. Het beroep in cassatie was ingediend op 8 september 2022, maar de indiener had nagelaten het beroepschrift digitaal in te dienen, zoals vereist door artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 18 oktober 2022 verzocht om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen via het webportaal van de Hoge Raad. Deze brief was aangetekend verzonden en volgens Track&Trace afgeleverd op het opgegeven adres. Ondanks dit verzoek heeft de indiener geen actie ondernomen om het beroepschrift digitaal in te dienen.

De Hoge Raad heeft, met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de indiener niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor digitale indiening, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03329
Datum10 maart 2023
ARREST
op het door R.A.A. van de Mortel te Deurne ingediende beroep in cassatie.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
In deze zaak is bij brief van 8 september 2022 beroep in cassatie ingesteld. Uit het beroepschrift in cassatie blijkt dat het cassatieberoep is ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens V.O.F. [X] te [Z].
1.2
Artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019, Staatsblad 2020, 99 [1] , brengt mee dat een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht is digitaal te procederen. In deze zaak had het beroepschrift in cassatie dus digitaal, via het webportaal van de Hoge Raad, moeten worden ingediend.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarom bij brief van 18 oktober 2022 onder meer verzocht het beroepschrift in cassatie binnen zes weken via het webportaal van de Hoge Raad in te dienen. Deze brief is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft geen gevolg gegeven aan dat verzoek.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.

Voetnoten

1.Besluit van 6 maart 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures).