ECLI:NL:HR:2023:362
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Diamantis, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 november 2021. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof, dat op zijn beurt een hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland behandelde. De Rechtbank had zich eerder gebogen over een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2018, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.