ECLI:NL:HR:2023:300

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
21/01688
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over aansprakelijkstelling loonbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van belanghebbende, [X] te [Z], voor de nageheven loonbelasting van [A] B.V. over de tijdvakken van maart 2014 tot en met augustus 2018. De Staatssecretaris had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof, dat op 25 februari 2021 uitspraak had gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Hoge Raad heeft de klachten van de Staatssecretaris beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten ongegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en stelde de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren M.T. Boerlage, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, met F. Treuren als waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01688
Datum24 februari 2023
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 februari 2021, nr. BK-20/00527, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/2015) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van [A] B.V. te [Z] nageheven loonbelasting over de tijdvakken maart 2014 tot en met augustus 2018, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P. de Haas, heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 21/01687 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op de helft van € 1.674, derhalve € 837, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 541.