Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 april 2021. De verdachte, geboren in 1976, was aangeklaagd voor verduistering in dienstbetrekking van ingelegde geldbedragen door een financieel adviseur. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de wederrechtelijke toe-eigening van geldbedragen en het opzet daarop beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gijzeling die was verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de slachtoffers.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd en zelf de duur van de gijzeling verminderd, zodat deze voldoet aan het wettelijk bepaalde maximum van één jaar. De Hoge Raad heeft bepaald dat de gijzeling voor de verschillende slachtoffers respectievelijk 130, 43, 30, 102 en 55 dagen kan bedragen. De totale duur van de gijzeling beloopt daarmee 363 dagen, maar de Hoge Raad heeft dit gecorrigeerd om te voldoen aan de wettelijke norm. De uitspraak van het hof is voor het overige verworpen, en de Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien dit niet nodig was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.