Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling van twee medewerkers van de afdeling handhaving van de gemeente. De bedreiging vond plaats op 3 april 2019, toen de medewerkers de verdachte benaderden over illegale bouwactiviteiten op een woonwagenkamp. De verdachte zou hen hebben bedreigd met de woorden: 'Rot op anders sla ik al je tanden uit je kanker bek' en 'Nu opkankeren van het kamp anders sla ik al jullie tanden eruit'.
Het hof had eerder geoordeeld dat de bedreiging voldoende was om te concluderen dat bij de medewerkers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De Hoge Raad bevestigde deze opvatting en oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld over de context van de bedreiging. De Hoge Raad benadrukte dat het bij de beoordeling van bedreiging met zwaar lichamelijk letsel niet gaat om het daadwerkelijk toebrengen van letsel, maar om de vraag of de bedreiging bij de slachtoffers de vrees kon oproepen voor zwaar lichamelijk letsel.
De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel van de verdachte, dat betoogde dat de gebitsschade niet zonder meer als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende had vastgesteld dat de bedreiging in de gegeven context de vrees voor zwaar lichamelijk letsel rechtvaardigde. De uitspraak van het hof werd daarmee bevestigd, en het beroep in cassatie werd verworpen.