In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de inhoudingsplicht van loonheffingen over pensioenaanspraken die door belanghebbende aan haar werknemers zijn toegekend. De Hoge Raad oordeelde dat de pensioenaanspraken onzuiver zijn, omdat de stichting die de pensioenaanspraken beheert, niet voldeed aan de eisen van een pensioenverzekeraar volgens de Wet op de loonbelasting 1964. Dit leidde tot naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de jaren 2010 en 2011, die door de Inspecteur aan belanghebbende waren opgelegd. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de Stichting in 2009, 2010 en 2011 niet als pensioenverzekeraar kon worden aangemerkt, en dat de pensioenaanspraken als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.